Jarig

Ik zei mijn naam. Ik zei mijn naam nog een keer. Aan de andere kant was het zoeken hoorbaar. Hij probeerde wat namen. Vrouwen met wie hij kennelijk recent contact had gehad. Eentje was nog niet zo lang dood. Ik heb geen doordringende stem. Mijn naam is voor goed horenden al lastig. Ik ken ouders die hun kinderen klinkende namen geven: Pien, Klaas. Ze hebben zelfkennis. Ze weten dat ze die naam heel vaak gaan roepen. Bij mij was zo’n goed roepbare naam niet nodig. Ik was vanaf mijn geboorte ingesteld op andermans wensen en gemoedstoestand.

Na een minuut of wat probeerde hij mijn naam. Ik riep heel hard JA. Zijn doofheid is geen kwestie van volume, maar van toon. Als je die toon niet vat, is er geen beginnen aan. Hij voelde zich nog niet zeker. Mijn jongste dochter? vroeg hij. Ik zei nog een keer ja, nu iets lager en minder hard. We waren eruit. Het vervolg ging makkelijker, invullen van de spaarzame woorden die doorkwamen. Vandaag? 16 mei, zei hij. Mijn verjaardag. Komen? Wil je langskomen? Hoe laat? Hij zei: ik herhaal het tijdstip zodat er geen misverstand is.

Een uur later ging de telefoon. Hij zei: ik heb net een brief gepost, het is geen weer om met de fiets te komen. De druppels zijn erg groot en nat. Maanden geleden was ik vanaf het station gefietst. Nu zou ik met de auto gaan. Auto kwam net zo moeilijk door als mijn naam. Nou, kijk maar, zei hij weifelend.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.