Met een bananenschil en vier gebruikte koffiepads liep ik naar de composttoren. Ik haalde het deksel van de bovenste emmer, scheurde de pads open, verdeelde de koffie samen met de bananenschil over het eerder gedeponeerde groenvoer waarvan ik nog niet echt kon beoordelen of de wormen er al soepel doorheen gleden en er van sabbelden, of ze al bezig waren om de celwanden van het groente- en fruitafval te breken en het vrijgekomen water en de voedingsstoffen uit te poepen, wat uiteindelijk in de onderste emmer een zeer geconcentreerde vloeibare mest moest gaan opleveren. Daarom tilde ik de bovenste emmer voorzichtig op. En daar waren ze, mijn eerste eigen levende have, ik hoefde niet te peuren, ze bewogen talrijk en sierlijk door elkaar op het zwarte compostgoud van Henk en vlakbij het verse voedsel in de bovenste emmer. Snel zette ik de emmer terug. Ik had gelezen dat ik op deze manier al snel een kilo wormen zou hebben en dat die in één week 3,5 kilo keukenafval kunnen verwerken. Misschien kon ik over een paar weken al een vierde emmer aan de toren toevoegen. Misschien moest ik over twee maanden wel net zulke grote rechthoekige bakken overwegen als die ik bij Henk in de tuin had gezien. Als het echt lekker liep, zou ik de groentevrienden kunnen vragen hun groente- en fruitafval aan mij te geven.