Afkijken

vangoghIk las Monte Carlo van Peter Terrin. Eerder las ik van hem Post Mortem, dat ik heel goed vond. Vanwege Terrin las ik Hermans’ De donkere kamer van Damocles, omdat Terrin direct na het lezen van dat boek zijn baan als vertegenwoordiger in natuursteen opzegde en  schrijver werd. Daarvoor las ik twee romans van Willem Jan Otten, die de P.C. Hooft-prijs had gekregen en daarvoor een dankwoord schreef in de vorm van een essay, dat in de krant verscheen, waar ik het las en dat ik zo goed vond en waardoor ik besefte dat nog maar weinigen in kranten en tijdschriften de essayistiek beheersen, dat ik meer van hem wilde lezen. En nu las ik de brieven van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo. Ik greep ernaar omdat Van Gogh troost biedt aan de worstelende kunstenaar. Dat kon ik wel gebruiken na het zo knap, zo zonder een woord te veel geschreven Monte Carlo van Terrin, wat trouwens ook voor Otten opging. Van Gogh worstelt een en al in die brieven. Voortdurend schrijft hij dat hij heel hard werkt, dat hij het werk van anderen bestudeert en natekent, dat hij naar Mauve in Den Haag is gegaan, die hem nieuwe technieken leert, dat hij stukje bij beetje vooruit komt, beter wordt, dat er nu toch snel echt iets verkoopbaars bij zal zitten, hij stuurt zijn broer regelmatig een schets om dat aan te tonen, zijn broer die zorgt voor het geld, al is het voortdurend sappelen, geen geld om een model te betalen, te koud om buiten te werken, dus kan hij niet verder, geen geld om te eten, of nieuwe hemden en onderbroeken te kopen. En hij wil een vrouw. Maar de aangetrouwde nicht, tevens weduwe, van wie Vincent veel is gaan houden, heeft laten weten dat zij ‘nooit, neen, nimmer’ zijn gevoelens kan beantwoorden. Hij besluit toch wat goede moed te houden, noemt haar in zijn brieven aan broer Theo voortaan ‘nooit neen nimmer’, maar stuit voortdurend op de afwijzende familie van ‘nooit neen nimmer’. ’s Avonds las ik de nieuwsbrief van het tijdschrift Schrijven. Een seconde aarzelde ik en toen schreef ik mij in voor een masterclass bij de redacteur van Oek de Jong. Op dat moment scoorde de jonge De Bruyne met zijn rossige borstelhaar voor België, ik sloeg mijn handen tegen elkaar, een applaus van een klap, een begin van vouwen, zachtjes riep ik ‘eindelijk’.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.