Kijken

merelIk zag Beatle weer. De vorige keer was misschien wel twee jaar geleden. Het kwam door het geschuur van vogelveren en gekras van pootjes, niet ver van waar ik zat te lezen, ik zocht, toen zag ik hem, op de tuinstoel. Beatle met zijn vleugels een beetje uitgespreid en zoals altijd warrig op de plek van die weerbarstige veren en onder hem de bruine vrouwtjesmerel, die laatst direct de twee wormen opat die ik in de omgewoelde aarde naar boven had gehaald. Beatle trilde wat heen en weer, vloog toen op, de vrouwtjesmerel sprong op de grond, naast de grijze pot met uitgebloeide campanula en voor het water, ze maakte zich opnieuw klein, toen sprong Beatle weer bovenop haar en toen was het klaar. Het hele tafereel had nog geen halve minuut geduurd. Daarna vloog Beatle weg en ging op de rand van de schutting zitten. Het was toen eigenlijk pas dat ik dacht aan Beatle. Zo had ik een paar jaar geleden de mannetjesmerel met de warrige plekken in zijn verenpak gedoopt, plekken die nooit glad waren, misschien vanwege onwillige pennen, veren die altijd zachtjes in de wind deinden, als uitgeplozen touw. Deze zwarte merel op de schutting en zonet nog op de tuinstoel leek verdacht veel op Beatle. Waar was hij de afgelopen twee jaar geweest? Kon hij nog wel leven? Dat ik bij het vrouwtje onmiddellijk dacht aan de bruine merel die een paar weken geleden mijn tuinwerk nauwgezet en van heel dichtbij had gevolgd en dus ook direct de wormen had gezien én opgegeten, kwam doordat ik ergens had gelezen dat merels heel honkvast zijn en hun eigen terrein op hun duimpje kennen. Maar goed, ik kon er ook helemaal naastzitten. Een mens zag vooral wat ie wilde zien. Bijvoorbeeld dat dat getril op die tuinstoel een bevruchting was. Tegen een rechercheur zou ik zeggen: ik zag een zwarte en een bruine merel op een tuinstoel.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.