‘Het uitsterven van een soort die zelf Schepper was geworden,’ draagt schrijver Auke Hulst uit eigen werk voor terwijl muziek van Corrie van Binsbergen zijn verhaal begeleidt, ‘leek gek genoeg onbestaanbaar.’ Toch is dat de aanzegging die iedereen ter wereld krijgt, via sms, app, e-mail, Facebook, Instagram, ieder bericht op iedere telefoon in de taal van de ontvanger. ‘Ik heb helaas geen goed nieuws,’ schrijft iemand die zich de Toezichthouder noemt. ‘U heeft uw kans gehad. U heeft uw kans vergooid. Uw wereld staat in brand en u woekert als onkruid. Na rijp beraad is besloten dat u zal worden geruimd.’ De ‘finale kwijting’ zal over een week plaatsvinden. De Toezichthouder lijkt zijn pappenheimers goed te kennen, want schrijft verder dat er tegen dit besluit geen bezwaar mogelijk is. En vraagt iedereen om waardig afscheid te nemen en niet nóg meer schade aan de leefomgeving toe te brengen.
Op televisie wordt gespeculeerd over een terreurorganisatie; over losgeslagen kunstmatige intelligentie; de Amerikaanse president denkt aan een puisterige hacker die nog bij zijn moeder woont. Tot een radioastronoom verklaart dat het signaal zijn oorsprong heeft in de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter.
De hoofdpersoon in het verhaal wil nog één keer met de vrouw van wie hij nog altijd houdt maar met wie de relatie uit is, het Noorderlicht horen en zien. Met de auto gaan ze op reis. Onderweg denkt hij na over welke vorm het onheil zal krijgen. Abstract is het uitsterven niet. ‘Overal om hen heen waren diersoorten verdwenen.’ Hij stelt zich voor hoe honden over miljoenen jaren de intelligente wezens van de wereld zijn en dan aan de mens denken ‘zoals mensen aan dinosauriërs dachten, met ontzag en met oog voor tragiek. Of wellicht zoals mensen aan dodo’s dachten: als beesten die te dom waren om te overleven. Of zoals mensen aan pokken dachten: als een vreselijke ziekte, die goddank was uitgeroeid.’