Er kwam enorm veel tocht door het bovenlicht. Z vroeg of ik wilde kijken. Ik klom in haar vensterbank en voelde de wind al van verre waaien terwijl het vandaag een zonnige, windstille dag was. Je hoefde geen weervrouw te zijn om te snappen hoe het hier binnen in die gure hoek op het zuidwesten vijfentwintig meter boven het maaiveld te keer kon gaan. Ik had hier eerder gestaan om deze kozijnen te schilderen. Toen had ik vuile, vergane tochtstrips weggehaald. Wat overbleef was een bovenraam dat aan de ene kant wel aansloot op het kozijn maar aan de andere kant niet. Vorig jaar was er iemand van de woningbouw gekomen en had er een nieuwe raamuitzetter opgezet. ‘En die tocht?’ had Z gevraagd. ‘Er komt vanzelf ander weer,’ zei de klusjesman.
In het kozijn van het bovenlicht zag het zwart van alles wat naar binnen waaide. ‘Heb je een vochtig doekje?’ vroeg ik. Z vroeg of we het niet beter konden laten liggen zodat de klusjesman kon zien hoe erg het was. Ik zei dat het niet gezond was.
We dronken thee. Z liet me haar nieuwe schoenen zien, de kaartjes zaten er nog aan. Ze was ze aan het testen, zei ze. Ze waren lekker licht, dat is voor haar belangrijk. ‘Kijk,’ zei ze. Ze trok haar rechterschoen uit en streelde over haar wreef. ‘Deze beweegt.’ Ik boog mijn gezicht naar haar voet. Ze trok haar sok uit. Ze maakte kleine bewegingen in haar voet. ‘Hij voelt weer,’ zei ze. De spier, de pees, de zenuw, ik ben geen fysiotherapeut, maar de leidingen die de signalen van boven naar beneden moeten overbrengen naar de tenen voelde ze steeds meer en beter. Toen kneep ze in haar tenen die ik nooit anders dan gekromd heb gezien. Nu kon ze ze als ze moeite deed, een heel klein beetje strekken. En niet alleen in haar grote teen zat weer gevoel, ook in de twee ernaast en een heel klein beetje in de vierde. Alleen in de kleine nog niet.
Ik vroeg of haar voet niet meer zo koud was. Ze trok haar andere sok ook uit en zette haar voeten naast elkaar. De linker was nog altijd voller dan de rechter en ook haar linkerenkel was steviger dan de rechter. Ik streelde over de wreven van haar voet. Nog altijd temperatuurverschil maar niet meer zo groot als een jaar geleden.
‘Blijven proberen, hard oefenen, kleine beetjes,’ zei Z, terwijl ze haar sokken en nieuwe schoenen weer aantrok. Ze lachte. Zeven jaar geleden zei een arts nog dat ze nooit meer zou lopen. Toen had ze veel moeten huilen. ‘Nu ik meer voel kan ik harder lopen, soms zelfs rennen.’ Ze deed het voor op haar nieuwe schoenen.
We gingen naar de site van de verhuurder en lieten ons door de reparatiebeslisboom leiden. Helemaal op het eind was een vrij invulvak. Ik typte dat de kier veel te breed was om nog met een tochtstrip te dichten. Maandag komt er iemand, tussen tien en twaalf.