Steun

Eigenlijk waren we in overtreding. Boodschappen moest je inmiddels alleen doen, lazen we op de deur van de supermarkt. ‘Als iemand er iets van zegt,’ zei R, ‘zeg je gewoon dat je mijn begeleider bent.’

Bij de groentevrienden was niemand in de winkel. R die eerst buiten bleef, kwam schoorvoetend naar binnen. Hij wist niet waar hij trek in had. ‘Wat ga jij eten?’ vroeg hij aan de groentedochter. ‘Zuurkool,’ zei ze. R dacht even na. Even wat nachtvorst,’ zei ze, ‘en iedereen wil spruiten en zuurkool.’ R had wel trek in zuurkool, dus plukte de groentedochter met een zak om haar hand een pond wijnzuurkool uit het vat. Ook deed ze 750 gram aardappelen in een zakje. R pakte twee bakjes gesneden ananasstukjes. In aardbeien had hij ook wel trek. Verder kochten we de gebruikelijke bananen en peren. Sinds kort waren er weer Comicen. Lekker.

Toen we klaar waren met de groenten, zei ik: ‘We lopen even de andere kant op, even kijken wie allemaal nog open zijn.’ De drogisten waren open, de kledingwinkels ook, net als de bakkers. Nelson schoenen was dicht, de Griek was dicht, maar je kon wel eten afhalen, in de voordeur was een uitgifteloket gemaakt. De kappers waren dicht, net als het reisbureau. De Action, de Blokker, de Hubo en het Witgoedcenter waren open. De Bruna en de sigarenboer ook. En natuurlijk de visboer, de groentevrienden, de twee supermarkten en die nieuwe minisupermarkt waar de paden heel erg smal zijn.

Bij Holland & Barret gingen we naar binnen voor een stuk zeep. Al vanaf het moment dat die winkel hier zit, denk ik dat die elk moment gaat sluiten, zo vaak kun je er twee producten voor de prijs van één kopen. Vanwege dat dus en omdat het de enige winkel is waar je een stuk zeep kunt kopen waarvan het aantal ingrediënten op de vingers van één hand te tellen is, leek het me verstandig niet te wachten tot ons huidige zeepblok bijna op was. Voor ons was een man die een potje honing wilde kopen, maar hij had alleen cash geld. Dat mochten ze niet meer aannemen. Orders van het hoofdkantoor. ‘Dan moet ik even naar mijn collega’s,’ zei de man. Hij had werkkleding aan. ‘Ik betaal wel,’ zei R. Hij pinde zes euro, de man gaf hem zes euro aan mungeld dat R in zijn jaszak liet glijden. De verkoopsters waren blij, dank u wel, echt geweldig. ‘Wacht,’ zei de jongste en haalde een desinfecteerpompje tevoorschijn. De man en R schrobden hun handen.

Dan dacht ik vanochtend ook aan een nieuwe spijkerbroek. Een van mijn twee spijkerbroeken begon kapot te raken, precies op de overgang van de rechterbil naar de lies. De andere spijkerbroek die al jaren meeging zonder spoor van slijtage was een LTB jeans. Ik had hem gekocht bij de dames van Nektar en toen ik ‘m kocht, zeiden ze: hier ga je voor terugkomen. LTB is een Turks merk, volgens mij beheersen de dames van Nektar die taal net zo goed als het Nederlands. Maar ze hadden gelijk en uitgerekend nu was het de hoogste tijd om naar Nektar te gaan.

Er was niemand. Een van de dames zat achter de naaimachine, ze hebben er twee staan in het midden van de winkel, ze naaiden nu vooral mondkapjes van honderd procent witte en groene katoen waarin je zelf een koffiefilter of een stuk stofzuigerzak kon stoppen.

Ik tilde mijn jas op en vroeg of ze deze spijkerbroek nog hadden, slim, mild of low rise. Dat had ik vanochtend speciaal bekeken. Wist ik ook een naam? Was het een Molly, een Zena, een Mina? Waar vond ik dat? Achterop. R zei: ‘Ik kijk wel even, ik mag nog dicht bij haar komen.’ Het bleek een Zena. Ja, die moesten ze hebben. Vol energie liepen ze ieder aan een kant van de winkel alle spijkerbroeken langs. Helemaal links hingen ze. Ze had een 26, een 29 en een 30. ‘Doe maar een 26,’ zei ik.

Terwijl ik ging passen, vroeg R of de verhuurder al iets ging doen aan de huur. ‘Dat zou fijn zijn,’ zei de jongste dame. Ze betaalden 4500 euro per maand, dat was zo’n 180 euro per geopende winkeldag. Ze rekenden nergens op. Verhuurders kregen door een of andere overheidsregeling voor lege winkelpanden zeventig procent van de huur vergoed. Aan die kant zat geen enkele prikkel om de huren te verlagen.

De broek was perfect. Wilde ik er nog een mooie riem bij? Eentje beviel me, maar die was zonder lipje. ‘Die krijg je misschien later nog binnen?’ zei ik. Nou, ze konden nu niet naar de groothandel, die was dicht, bovendien hadden ze omzet nodig om nieuwe spullen te kunnen kopen en die omzet lag zo goed als stil. Op die zelf genaaide mondkapjes na dan. Vijf euro kostten ze.

Een vrouw die na ons binnenkwam en in het hokje naast mij iets paste en voor de passpiegel geen enkele afstand hield, kocht iets. Toen ik wilde afrekenen kwam een vrouw binnen met een dochter en een zoon. Hoe werkten die mondkapjes? Voor de zoon moesten de elastiekjes misschien iets korter. Ze gingen er zeker drie, misschien wel zes kopen. Door die vrouw voor me en door mijn broek en die mondkapjes zat er straks misschien bijna genoeg in de kassa voor de daghuur.

Thuis waste R de zes euro.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.