Ik zag misschien wel het beste toneel van mijn leven. 300 el x 50 el x 30 el van het Vlaamse collectief FC Bergman. Volgens R sloeg de titel op de afmetingen van de ark van Noach en na afloop las ik dat het ging over een dorp in de ban van de angst voor een naderende zondvloed. Dat wist ik vooraf niet, en dat hoefde ook niet. Op het toneel stonden zes huisjes in een halve cirkel, daartussen bladeren, gras, vooraan een vijver, erachter een donker bos met metershoge sparren, erboven een scherm met daarop beelden. Die beelden bleken live. Rondom het toneeldorp lag een rails waarop drie mensen in zwart een cameraman op een wagentje voortduwden die vanuit zijn positie in al die huisjes kon kijken, en wij dus ook, via het scherm. Er werd geen woord gesproken, er was steengoede muziek. Dat het om een dorp ging, een kleine gemeenschap, wist ik toen het meisje uit huisje drie – dat uit den treure pianonoten moest spelen van haar moeder die met een potlood de maat dirigeerde – en de jongen uit huisje zes – die met een legerhelm op oorlogje speelde – op het punt stonden de wijde wereld in te trekken (nadat de jongen ook nog eens een roeiboot in elkaar had gehakt met een bijl), en net op dat moment het hele dorp al zijn idiote bezigheden onderbrak, uit hun huizen kwam en de jonggeliefden zwijgzaam dwong terug te keren naar hun eigen huisjes. De jonggeliefden gehoorzaamden, de jongen blies zich een minuut later op. Wat me verbaasde, ruim een halve eeuw na de seksuele revolutie en in een tijdsgewricht waarin de halve of de hele wereld zich dag in dag uit schijnt te vergapen aan hard- en softporno op internet en tv, waren de niet aflatende giechelige, ongemakkelijke reacties in het publiek op de acteur die aan zijn piemel trok, terwijl hij de bakelieten hoorn van een telefoon aan zijn oor hield. Het ongemak overtrof zelfs de reacties op het jongetje dat een houtduif in een doos stopte, die hij vervolgens in de vijver dompelde. De vijver waaruit de visser even daarvoor een dood lam had opgetakeld, dat nog lang nadroop.