Nu ik de pimpernellen links van de vijver had gezet, zag ik pas hoeveel ochtendzon er nog op die plek kwam. Maar wat extra zonlicht kon geen kwaad. Daarom zocht ik op internet naar ‘blauwe regen snoeien’. De blauwe regen vormt na de bloei een imposant bladerdak op de pergola, maar ontneemt zonlicht aan de planten links van de vijver. Ik las dat het goed was om halverwege de zomer na de bloei de enorme uitlopers flink in te korten. Van onder het terras pakte ik de grote trap. Het weer was aangenaam.
Staand op het plateau bovenaan de trap kon ik de omringende tuinen overzien. De buren links zaten buiten. Eindelijk zag ik de buurman weer eens goed na de misère in zijn hoofd die zijn gezichtsvermogen en evenwicht en lopen een flinke tik hadden gegeven. Hij was flink afgevallen. De buurvrouw niet, die zei dat ze in de krant had gelezen dat het nu de tijd was voor de zomersnoei.
De grote trap gebruikte ik voor het snoeiwerk aan de bovenzijde van het bladerdak, de kleine huishoudtrap gebruikte ik voor het werk aan de onderzijde. Toen ik klaar was lagen er twee imposante bergen bladafval waarmee ik de groene container met gemak vol kon krijgen. ’s Ochtends in het radioprogramma Vroege Vogels had ik gehoord over mulchen, een mooi woord voor ‘alle tuinafval hergebruiken in je tuin’, het liefst versnipperd en in een dikke laag van tien centimeter. Zonder dat ik aan het woord mulchen dacht, was ik er al een paar jaar mee bezig. Alle dieven die ik uit de oksels van de druiven weghaalde liet ik gewoon onder de druif op de aarde liggen. Ook het snoeiafval van de winter belandde daar. Gisteren had ik het ook nog in de voortuin gedaan met het jonge opschot van het Chinese reuzenriet: klein geknipt en tussen de planten gelegd. Voor de bergen waar ik nu tegenaan keek zou een versnipperaar of hakselaar handig zijn, maar die had ik niet, ik las ergens dat je met een grasmaaier ook een eind kon komen, maar ook die had ik niet, dus pakte ik de tuinschaar en begon te knippen. Ik liet het blad op de achterste tegels in de tuin vallen, waar al een restje ander bladafval lag te drogen, dat was mijn idee: uitspreiden over de tegels, laten drogen en laten slinken.
Na een uurtje of twee meditatief knippen had ik vier vierkante meter bladafval. Ik had de smaak te pakken. Hoe zat het met de yucca? Ieder jaar duwt ie zichzelf een stukje verder de tuin in met nieuwe uitlopers, juist op de plek waar de moestuinbak het meest zon vangt. Achter de twee rozetten die het laatst gebloeid hebben zag ik tegen de schutting vier nieuwe uitlopers. Ik ging op mijn knieën zitten, knipte alle bladeren van de twee uitgebloeide yucca’s weg, haalde uit de meterkast de tuinzaag en zaagde de twee los van de palmboomachtige, zachte stam met de roomkleurige binnenkant. Ik knipte alle bladeren in kleine stukken en kwam prachtige slakken tegen die zich goed lieten filmen in hun werkzaamheden op en rond het verse en half vergane yuccablad. Ik spreidde alle bladsnippers op de vrijgekomen aarde tussen de yucca’s.
Waarom legde ik alle blauweregenblad ook niet onmiddellijk tussen de planten? Ik pakte een flinke hand verknipt blad en begon het langs en tussen de ezelsoren te spreiden. Daarna bedekte ik de borders links en rechts van de vijver. Ik had zelfs nog genoeg voor het plantvak rondom de linker amberboom. Voor de vorm veegde ik de laatste blaadjes en snippers de borders in. Toen had de tuin alles opgenomen alsof er niks was gebeurd.