In Trouw vandaag een interview met de schrijver Sigrid Nunez. Toen ze veertien was ging ze naar een balletschool, zoals anderen naar een kostschool gaan. Ze zegt: ‘Niemand loog tegen me. De docenten schreeuwden. Het waren Russen.’ Ze was veel te oud om nog te kunnen slagen als danser. Om te mislukken na zo hard werken was een goede ervaring, zegt ze, de ervaring dat je een mislukking overleeft. Het ballet leerde haar ook discipline, hard werken, pijn accepteren, kritiek incasseren.
Ik dacht aan vorige week. Eerst ging er een veegwagen door de straat. Er waren de piepjes toen de wagen achteruitreed en het gezellige geborstel over de straatstenen toen die zijn werk aan het doen was. Alles wat de veegwagen zou kunnen opvegen had de wind naar de stoepranden geblazen. De eerste neergedwarrelde herfstbladeren maakten een gouden randje tussen autowielen en trottoir. Daar konden de borstels niet bij. Op de witte flanken van de veegwagen stond de dichtregel ‘Ziet u al muziek en geluiden? Hoort u al licht?’
Toen de veegwagen weg was, gingen R en ik naar de trein, de trein bracht ons naar een stadstheater en in dat stadstheater vertelden dansende lijven verhalen en zagen we Beethoven en Benjamin Clementine. Alles wat kon stromen in mijn lijf begon te stromen, met iedere nieuwe beweging op het podium stroomde mijn lijf een andere kant op. We zaten met een handvol mensen, nou ja, wel iets meer, in een zaal, we zwommen in die zaal, als we waren gaan liggen en onze armen en benen hadden uitgestrekt, verder dan we konden, dan hadden er nog oceanen tussen ons door kunnen stromen.
De lijven op het podium konden alles en meer dan dat, door die discipline, die pijn, die kritiek waar Nunez over spreekt. De dansers reikten tot in spelonken waar geen woorden konden komen, hoefden te komen. Alles voelde.