Goudmijn

Op de hekken hangen brandschone spandoeken. ‘WELKOM IN DE GOUDMIJN’ staat er in glittergouden drukletters op, daaronder ‘ZOOI = MOOI’, in hetzelfde klatergoud. De witte canvassen hingen er de vorige keer dat we hier waren om spullen weg te brengen nog niet. Ze zien er net zo feestelijk uit als de bordkartonnen cheques die televisieloterijen bij mensen thuisbrengen.

We rijden het platform op en stoppen ter hoogte van het hokje waar de jongeman in een oranje werkbroek en een blauwe bodywarmer net nog in stond, maar nu niet meer. Nu staat hij in de motregen te wachten tot het raam in R’s portier naar beneden is gezakt en R vertelt wat we bij ons hebben: bewerkt hout, ijzer en twee grote lijsten met de zelfgeknutselde collages er nog in. ‘Nummertje 11 en nummertje 5,’ zegt de jongeman, de lijsten kunnen we straks beneden in een van de bakken van de kringloopwinkel zetten. We mogen door. Op de website van het milieupark staat dat je altijd iets bij je moet hebben waaruit blijkt dat je een inwoner van deze stad bent. Nog nooit hebben we zo’n bewijsstuk hoeven laten zien.

In de enorme container bij nummer 11 rolt een medewerker vanuit een kraanachtige machine met een stalen rol met pinnen over de inhoud van de bak. Het betere aanstampwerk. Wat wij erbij gooien zijn restanten van de Bonde-kasten. Ik bouwde begin dit jaar drie hoge Bonde-kasten om tot een muurbreed dressoir waarbij de dikke boven- en onderkanten overbleven. De lage Bonde-kasten zijn vorige week eindelijk verkocht en opgehaald. Nu staat er nog eentje in de benedenkamer – de plek waar alles terechtkomt dat weg kan, het liefst via Marktplaats of anders via deze goudmijn –, die kast moeten we nog naar vriendin Z brengen. Iedere keer als ik wil uitproberen of de kast in de auto past, dus zonder dat we ‘m uit elkaar hoeven te halen, regent het. Een staande lamp met de uitstraling van een filmsetspot – een relict uit R’s studentenkamer die we in onze huidige woning een paar keer hebben gebruikt om de kruipruimte onder de keuken bij te lichten als we daar de keukenafvoerbuis ontstopten – gooit R in container 5.

We rijden het platform af naar de container van de kringloopwinkel. We zetten de lijsten in een bak, naast een stapel boeken. Als ik terugloop naar de auto valt mijn oog op een gemeentelijke veegwagen, of eigenlijk op de dichtregel linksonder op de witte lak van de opbouw. ‘Mijn lichaam was mijn zomerbaan, nu ben ik creatief’ staat er. In kleinere letters eronder de naam van de dichter. ‘Hé,’ zeg ik tegen R, ‘een dichtregel van Maarten van der Graaff.’ R kent de dichter, ze behoorden tot hetzelfde theologische werkgenootschap toen ze allebei student waren.

Ik maak een foto van de veegwagen om de dichtregel hier zonder fouten te kunnen citeren. De foto zal ik naar R sturen. Die gaat ‘m op Facebook zetten. De dichter zal zeggen dat ie ‘niet eens wist dat dit zo was’.

Nog een paar mooie zooi-spullen te gaan en dan is de benedenkamer geen opslagplek meer.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.