Ik vroeg de groentevriend of hij een goede groente- en fruitzaak in Haarlem of Heemstede kende. ‘Nee, helaas,’ appte hij. Ik ging namens een paar vrienden een fruitmand sturen naar een vriendin die geveld is door, ja, door het virus, al viel het met haar klachten mee, schreef ze gisteren. ‘Over zes jaar is het over met de groentewinkels,’ schreef de groentevriend nog. Hij zei dat Topbloemen een goed alternatief was. Ik schreef de groentevriend dat ik dat heel jammer zou vinden, nergens meer een winkel gespecialiseerd in groente en fruit.
Omdat R en ik met de trein een dagje naar Haarlem gingen, besloot ik nog even te wachten met de internetbestelhandeling bij Topbloemen/Topfruit. Misschien kwamen we wandelend naar de twee musea, waarvoor R tijdslots had geboekt, een prachtige zaak tegen waar ik dan even naar binnen zou lopen om die fruitmand te regelen. Na het eerste museum in een schilderachtig straatje liep ik naar een vrouw toe die in de deuropening van haar pittoreske huisje herfstzonnestralen zat te vangen.
‘Phoe,’ zei ze, ‘een groente- en fruitzaak hier in het centrum.’ Ze ging zelf altijd naar Mabrouk op de Botermarkt, een Marokkaanse zaak, een soort mini-supermarkt met heel veel vers en ook heel veel groente en fruit, maar of die aan fruitmanden deed, dat dacht ze niet. Ze had zelf een cateringbedrijf, dus ze zou het moeten weten. Ja, dan was er nog een zaak een flink eind buiten het centrum, maar als we te voet waren, dan was het lastig daar even binnen te lopen. ‘Vroeger,’ zei ze, ‘ging ik op zaterdag met mijn opa langs de bakker, de slager, de visboer, de groenteboer. Maar wie doet dat nog.’
We liepen naar de Botermarkt, ook omdat de vrouw had gezegd dat naast Mabrouk haar favoriete koffieafhaalzaakje was. We hadden wel trek in iets warms. Ik liep binnen bij Mabrouk waar het lekker druk was en iedereen razendsnel werd geholpen. Nee, aan fruitmanden deden ze niet. R haalde koffie en thee, ik ging aan de overkant van de straat aan de rand van de markt zitten op zo’n ronde paal die in de grond kan zakken. R kwam met de bekers en ging op de volgende paal zitten.
In het tweede museum was het best druk, ook al werkte het met tijdslots. Toen we binnenkwamen zei een vrouw het met verbolgenheid, misschien zelfs verwijt in haar stem tegen de jonge vrouw met spatscherm voor haar gezicht die toezicht hield op de mensen die binnenkwamen. ‘Echt veel te druk.’ Omdat de Engelse schilder van landschappen niet van het grote gebaar was en een hondje kon schilderen kleiner dan de nagel van een kinderpink terwijl het overduidelijk een hondje was en iemand met hondenverstand zeker kon zeggen wat voor soort hondje het was, en er soms wel honderden van dit soort details op één schilderij stonden, wilde iedereen graag zijn gemond- en neuskapte neus in de schilderijtjes drukken.
Het was al vijf uur toen we weer terugliepen naar het station. Al waren R en ik geen terrastijgers en konden we goed afzien, het was toch bevreemdend om in een stad te zijn en nergens de handeling te kunnen verrichten die zo oud is als de mensheid, namelijk ergens naar binnengaan om wat te eten of te drinken. Vlak voor het station liepen we langs het Friethoes. Het had een houten schot in de deuropening gezet met daarop een plank en op die plank een pinautomaat en een flesje handgel. De kaart zag er goed uit. Het draaide om de ambachtelijke frieten, verder kon je er een biologische kalfskroket krijgen, een spinazie/kaaskroket, een champignon/massalakroket, dat werk.
‘Zeg het maar,’ zei de man die tussen de vitrine en de frituur stond. R bestelde twee zakken friet met huisgemaakte mayonaise. Het bedrag verscheen op het pinapparaat, ik hield mijn pinpas erboven. Toen de puntzakken klaar waren, zette een jonge vrouw ze in de twee uiterste ronde gaten van een lange plank. Misschien hadden ze de plank geleend van een kroeg die nu niks kan met zo’n meterbierplank. Ze tilde de plank op aan de andere kant dan waar de zakken stonden, liep ermee naar het schot en liet de plank boven de pinautomaat zweven. R haalde de zakken uit de gaten. Met de zakken liepen we naar het stenen straatmeubilair voor het station en gingen daar zitten. Onderweg stak ik een ambachtelijke friet in mijn mond. Hij smaakte heel krokant.
Terwijl ik met een lang houten vorkje de friet uit de zak prikte, vroeg ik me af of mijn nichtjes – die, als ze vroeger kwamen logeren, altijd naar McDonalds wilden en ik daar altijd heel theatraal moeilijk over deed – zich dit tafereel weleens voorstelden.
Weer thuis bestelde ik een biologische fruitbox: bezorging maandag via Post.nl. Ik hoop dat de vriendin er een foto van kan maken.