Op de valreep van voorjaar en zomer hadden we de leesclub een paar keer uitgesteld en waren we na twee weken toch bij elkaar gekomen rondom de tafeltennistafel van M. We waren toen met z’n vijven, de deuren stonden aan alle kanten open.
Nu opperde niemand van de acht waartoe de club inmiddels was uitgegroeid om onze leesclub uit te stellen. Zonder discussie besloten we te Zoomen en wie bij elkaar wilde komen, kwam bij elkaar. Ik reisde naar Zuid waar M voor mij kookte en N later aanschoof aan de grote tafel. Om kwart over acht schakelden we onze telefoons en laptops in en ontwaarden we nog een tweevrouwscluster in West en verder drie éénpersoonsclusters. We bespraken Big Brother van Lionel Shriver.
Het ging best goed, eigenlijk niet veel anders dan anders. We prikten een volgende datum net voor de kerstdagen. N zei dat het bij hem kon als het kon en mocht en voor wie wilde. Zijn dochter had gevraagd wanneer de leesclub weer eens kwam, ze was op een leeftijd waarop ze dat soort dingen razend interessant vond, zei hij. Zoomen kon sowieso. Omdat de twee voorgestelde boeken – Albert Camus’ De pest en Deborah Levy’s Dingen die ik niet wil weten – evenveel stemmen kregen, besloten we ze allebei te gaan lezen. We hadden toch tijd, iemand noemde de nieuwe maatregelen die in de lucht hingen: theaters dicht, bioscopen dicht, bibliotheken dicht.
Toen de schermen op zwart gingen was ik blij dat ik als onderdeel van het cluster op Zuid nog de nazit had en we het dagelijks leven konden doornemen. N werd schijtziek als hij Ernst Kuiper weer op tv zag smeken om extra maatregelen, want ja, de reguliere zorg. We leken collectief vergeten te zijn dat ook in pre-coronatijd er veel en vaak uitgesteld werd en gewacht moest worden. Mijn oom had vorig jaar maanden zitten wachten op een liesbreukoperatie, hij moest af en toe op de grond gaan liggen om de darmen terug te duwen. Zelf had ik drie maanden met kunst- en vliegwerk een fikse kaakontsteking in bedwang gehouden alvorens een vaardige kaakchirurg in een in een privékliniek gehuurde operatieruimte de boosdoenerige verstandskiezen er in een kwartiertje uitsneed. Een nicht daarentegen was ín coronatijd juist vervroegd geopereerd, om de verwachte coronadrukte voor te zijn. De werkelijkheid was minder zwart-wit dan Ernst Kuiper ‘m voorstelde.
En was alle pre-corona reguliere zorg altijd nuttig?, mokten we nog even door. N’s vrouw had dit voorjaar een kruisband gescheurd. Zonder corona zou die waarschijnlijk geopereerd zijn. Met corona was er bedenktijd en oefeningen om met de aangetaste kruisband te leren leven. Afgelopen zomer wandelden ze in de hoge bergen. Na de eerste dag dacht N: dit wordt niks. Maar na die eerste pijnlijke dag had zijn vrouw de rest van de bergwandelingen nergens last meer van gehad. Ja, er bleven beperkingen: niet meer skiën, geen veldsporten. Maar wat geeft het als je daar niet aan hecht. Een operatie en zeker het revalidatietraject was ook niet zonder risico. Ik zelf kende de situatie van een tiener die al zijn hele leven kampt met slecht werkende darmen. Hij wilde vaak niet eten, en dat was logisch, want zijn darmen zaten boordevol poep. Besloten werd het stuk darm waar de inmiddels steenachtige ontlasting zat, weg te snijden. Daar was de darm zo uitgerekt dat daar geen enkele werkzaamheid van samentrekken en verwerken meer in zat. ‘Maar weet iemand hoe dit probleem ontstaat?’ had R aan de vader van de jongen gevraagd. Het was een enorm grote operatie, beslist niet zonder risico’s, en even leek het goed te gaan. Maar nu zat de darm weer vol.
We wisten ook wel dat het anekdotes waren, onze anekdotes, maar toch. We waren het erover eens dat we niet eeuwig het leven op slot konden gooien, en denken dat dát geen pijnlijke gevolgen zou hebben. Al die ondernemers die hun bedrijven en middelen zagen verdampen; al die werklozen, een half miljoen mensen die van een modaal inkomen naar bijstandsniveau duikelden (en daar moest je dan kinderen en partners nog bij optellen), een kaalslag in dorpen en steden aan failliete horeca en bedrijven; nooit hoorden we de premier tijdens de persconferenties vertellen over de vijf jaar crisis die onvermijdelijk ging volgen op de honderd miljard euro die inmiddels de overheidsdeur uit was gevlogen om één ziekte te bestrijden: een bedrag dat echt een keer terug bezuinigd moest gaan worden. Alsof er alleen vandaag was, geen morgen, laat staan een overmorgen.
19 december was de volgende leesclub, wij hadden plannen.