Misschien kwam het door Yvette van Boven die ik op tv snelle broodjes zag bakken van het graan van een boer op Schokland. Misschien kwam het door Trouw dat een boek over brood verkoos tot kookboek van 2020. Misschien kwam het door de weespermoppen die ik voor kerst maakte en waarvoor tot mijn verbazing slechts vier ingrediënten nodig waren. Waarschijnlijker was het dat de tarwekorrel al langer in mij lag te ontkiemen en nu met kracht ontsproot: ik moest weten hoe ik van enkel meel, water, zout en gist brood kon bakken.
Ik bestelde het door Trouw bekroonde boek – Een boek over brood van Issa Niemeijer-Brown. De volgende dag viel het al naast de deurmat. ’s Avonds nam ik het mee naar bed, las het vol aandacht in één ruk uit en sliep onrustig. Hoe ging ik dat doen met het bakproces? Wie een professionele bakoven wilde nabootsen kon volgens Niemeijer het beste een paar stoeptegels onderin zijn oven leggen. Niks ingewikkelds, maar hoe kwam ik in een lockdown aan een paar ongeglazuurde tegels?
En dan was er de kwestie van de stoom. Door met een plantenspuit de wanden van de loeihete oven nat te spuiten, zowel net voor het deeg de oven in ging, als er net na, kon ik de beoogde professionaliteit nabootsen én de korst nog even zachthouden én allerlei chemische processen starten die in een droge oven zouden uitblijven. Ik liet de moed al in mijn schoenen zakken, tot Niemeijer helemaal aan het einde van het bakhoofdstuk een escape gaf: bakken in een ovenvaste pan met deksel, zo’n zware gietijzeren bijvoorbeeld, dat omzeilde zowel de stoeptegels als de plantenspuit.
Net als de stoeptegels had ik zo’n pan niet, maar daar viel ondanks de lockdown op een snelle manier aan te komen. De grootste grutter van ons land had immers een pannenactie en zo’n gietijzeren pan met gietijzeren deksel zat in de collectie en ook al hadden R en ik bij lange na niet genoeg pannenzegels, vriend M had ze in ruime mate in de aanbieding. Ik kon zelfs, vertelde hij tijdens de kerst, vanuit de grootgrutter-app een verzoek aan hem sturen waarna hij in een nanoseconde het gewenste aantal pannenzegels van zijn digitale kaart naar de onze kon laten overvliegen.
Klein detail was dat noch R noch ik over de app of een digitale spaarkaart op onze telefoon beschikte. De eerste vonden we zwaar overbodig, de tweede nam de charme van het plakken van stickers en zegels weg. Toch viel er een mouw aan te passen, bedacht ik tussen de hazenslaapjes door. Ik zou morgenochtend onmiddellijk naar de winkel gaan, daar een nieuwe bonuskaart ophalen en de app downloaden. Ik wist dat het me zwaar zou vallen de grootgrutter in mijn telefoon toe te laten, maar ter compensatie zou ik voor het account een jolige naam bedenken, een grappig adres, een fantasie geboortedatum.
Daarmee zou de eerste hobbel genomen zijn.