Ik vroeg me af of de wereld zachtaardiger zou worden nu bijna iedereen softtouch bezig was. Zelfs de stoere mannen van de riolering en de stratenmakers en de asfalteerders aaiden over iPads en tipten tegen joysticks, fijne bewegingen waarmee het zwaarste machinaal werd opgetild, verplaatst, weggerold; en dat wat grof geweld vereiste sloegen ze gewoon over. Daarom was de buurman aan het eind van de straat zelf maar bezig een bandje tussen de trottoirtegels en zijn tuin in te graven. Die trottoirbanden had de opzichter hem trouwens ruimhartig gegeven. De buurman, muts op, rood, licht beteuterd gezicht, zat op zijn knieën. Hij was op een taaie wortel gestuit (van de boom die deze zomer door mannen met joysticks en een elektrische zaag was geveld), op een blok beton (dat ooit een verkeersbord op zijn plek had gehouden), zijn cirkelzaag was in brand gevlogen toen hij bezig was om een stuk van het bandje af te zagen, het bandje was door midden gebroken toen hij met de hand verder was gegaan om er stukken vanaf te tikken, en hij had een trottoirtegel gebroken toen hij de band op zijn plek probeerde te wurmen, maar goed, straks zou er toch van alles overheen liggen, zand, bladeren, dan zag je er niks meer van. Ik zei: dit is zo’n klus die bij iedere verjaardag heldhaftiger zal worden. Toen brak een streepje zon door op zijn gezicht.