Omdat ik zelf voortdurend spullen wegdoe, spits ik mijn oren zodra het over spullen of het wegdoen ervan gaat. Een bloemlezing van afgelopen zomer.
In het tv-programma De Slimste Mens vroeg presentator Philip Freriks hoe je iemand noemt die maar spullen blijft verzamelen ‘wat soms zover gaat dat het huis bijna onbewoonbaar wordt doordat het volgestouwd is met dozen en troep’. Een hoarder. Was de voorzitter van de jury misschien een beetje een hoarder? vroeg Philip aan Maarten van Rossem. Philip had vernomen dat Maarten op zijn werkzolder een geitenpaadje gemaakt had waar hij precies doorheen kon. Maarten ontkende ten stelligste. Hij was een luie rotzooimaker en dat was iets heel anders dan een hoarder. ‘Zolang je geen last hebt van die rotzooi doordat er nog een paadje te vormen is naar je bureau,’ betoogde hij, ‘waarom zou je het dan opruimen? Zonde van je tijd.’ ‘Stel je voor,’ ging hij verder, ‘dat ik ineens doodga? Dan heb je de laatste weken van je leven besteed aan opruimen.’ Dat moest je dus niet doen.
Ik dacht aan de ontelbare stapels boeken en papieren op en naast het bureau van mijn oude leermeester op het Geschiedenisinstituut op het Lucas Bolwerk in Utrecht eind jaren tachtig en later aan de Kromme Nieuwegracht begin jaren negentig. Ook de middelste weken van zijn leven had mijn oude leermeester Van Rossem zich niet vermoeid met opruimen.
In de column van Maria van Mierlo in het Nederlands Dagblad van 15 juli ging het ook over spullen. ‘Alles wat je niet nodig hebt, is diefstal,’ vertelde iemand in een klooster haar ooit. Ze had toen gevraagd of dat ook opging voor spullen die ze met haar eigen zuurverdiende geld had gekocht. Ja, ook dan. Als het spullen waren die niet strikt noodzakelijk waren, dan was het diefstal van de schepping. Of van de aarde.
Iets later zag ik foto’s van de kunstenaar Huang Qingjun. Voor zijn serie ‘Family Stuff’ reisde hij dwars door China om mensen en hun bezit vast te leggen. Dat ging zo. Mensen sleepten hun huisraad naar buiten, stalden dat voor hun onderkomen uit, gingen erbij staan en de fotograaf drukte af. Ik probeerde me onze straat voor te stellen, wanneer de fotograaf bij ons zou aanbellen. De foto van het stel voor hun joert tussen zo’n vijftig stuks huisraad schitterde door eenvoud.
Al kan het nog strakker las ik weer iets later in een oud artikel uit het Financieele Dagblad dat te rade was gegaan bij soefisten. Die vinden dat alle spullen van een mens in een knapzak moeten passen.
Je kunt de lat niet hoog genoeg leggen, dacht ik.