Er was iets met de bibliotheek in mijn stad, iets dat leek op een ramp. Maar kon je iets een ramp noemen als er nergens gillende sirenes klonken, als het niet op de openingen van de journaals was? Het duurde nu al twee weken.
Het was puur toeval dat ik het op het spoor kwam. Ik zat in de dikke pil Het begin van alles van David Graeber en David Wengrow te lezen en daarin komt Quinze jours dans le désert van Alexis de Tocqueville voorbij. Ik pakte mijn telefoon om mijn bibliotheekapp te openen om te kijken of dat boek in de collectie zat. In die app staan de boeken die ik thuis heb met het aantal dagen tot ik ze moet inleveren, er is een knop waarmee ik alle boeken kan verlengen, nieuwe boeken kan ik er reserveren, ik kan zien uit welke vestiging zo’n boek moet komen en hoeveelste ik in de wachtrij ben, en ik kan boeken op mijn verlanglijst zetten.
Maar nu ging de app niet open, er verscheen een pop up met een kruis en de mededeling dat er ‘momenteel geen verbinding met de server’ mogelijk was. Ik moest het later nog maar eens proberen. Een dag later probeerde ik het opnieuw, zelfde liedje. En een dag later nog hetzelfde liedje. Misschien lag het aan de app. Op mijn laptop opende ik de website van de bieb, wie weet kon ik daar wel inloggen.
Er stond een lichtoranje banner over de volle breedte: de bibliotheek had te maken ‘met een computerstoring als gevolg van een cyberaanval’. Eronder stond een rijtje veelgestelde vragen: Wat is de oorzaak? Welke gegevens zijn vrijgekomen? Loop ik als lid risico? Hoe lang gaat het duren? Op de meeste vragen was het antwoord: ‘Dat weten we nog niet. Er vindt op dit moment een onderzoek plaats. Zodra er meer duidelijkheid is worden leden hier zo snel mogelijk over geïnformeerd.’ Er kon bijna niks, behalve boeken inleveren en de bibliotheek bezoeken en kranten en tijdschriften en boeken ter plekke lezen. Veel studenten gebruiken de bieb als studieplek, maar ook de wifi was getroffen.
Ik zag de bibliotheek voor me, de grote vestiging in het centrum en de kleine hier vlakbij. Ik zag alle boeken staan, ik zag de inlever- en uitleencomputers, de leeshoekjes, de studietafels, de medewerkers. Niks kapot, niks in de as, en toch. Sinds een dag of twee kunnen er weer boeken worden geleend, lees ik op de website, lenen zoals het vroeger ging: een boek opzoeken in een van de kasten en die dan meenemen naar de uitleenbalie. Maar een catalogus raadplegen kan nog niet, en reserveren via die catalogus ook niet.
Ik begon mij af te vragen of ik gevaar liep. Mijn telefoon had regelmatig een lijntje uitstaan met het digitale hart van de bieb, waar ik rondneusde in de catalogus, in mijn geleende boeken, mijn reserveringen, mijn verlanglijst. Zaten de aanvallers nu ook in mijn telefoon? Hadden ze daar een bommetje achtergelaten? En in wiens handen was de ledenadministratie op dit moment? Niet in die van de bieb in ieder geval. Die kon wel mooi schrijven dat ze haar leden zo snel mogelijk ging informeren als er meer duidelijk was, maar zelfs een mailtje over de huidige trammelant was tot op heden niet gelukt. De backup van de ledenadministratie was kennelijk ook getroffen.
En toch nergens sirenes, nergens verhitte discussies aan talkshowtafels. Ook mijn hoofd was nog onvoldoende geëvolueerd om met emotie op ‘cyberaanval’ te reageren.
De inleverdatum van de dikke pil waarin ik bezig ben, schoof trouwens vanzelf op – als iemand nog wist dat het in mijn bezit was.