Ik had niet onder een steen gezeten – rond het middaguur dronk ik wat in een hippe tent schuin tegenover een politiebureau, daarna liep ik door een drukke straat, ik bezocht een groot museum, ik zat in een volle metro, ik verstond de taal van de mensen om mij heen –, en toch ving ik zes uur lang niks op over de moord op twaalf mensen en het verwonden van nog eens elf in de Franse hoofdstad. Later, via radio en tv, hoorde ik radio- en televisiemensen zeggen dat het vanaf het middaguur overal losbarstte. Waarmee ze dus bedoelden: bij ons barstte het los, in de (sociale) mediakanalen. Opwinding doet berichtgeving niet goed. Niemand had de aanslag opgeëist, niemand was nog opgepakt laat staan veroordeeld, en toch leek iedereen te weten in welke hoek we het moesten zoeken. Ik wist niet wat het vrije woord meer bedreigde.