Ik las de vraag van mijn zus. Hoe het kon dat ze in Gambia een Nederlands ei kon kopen voor twintig cent. Ik appte wat hoogdravends over overschotten die wij, het westen, dumpen in de rest van de wereld, terwijl we zelf tariefmuren hanteren zodat Gambianen nooit met Nederlandse eierboeren kunnen concurreren. Gelukkig zat er ook nog echte kennis in de familie. Mijn broer wist dat Nederlandse eierboeren 4 tot 6 cent per ei krijgen afhankelijk van de grootte van het ei. Een koelcontainer verschepen kostte vandaag bijna niks. Er pasten zeshonderdduizend eieren in zo’n container, nog geen cent per ei, appte hij. Dikke winst dus. Dat stelde mijn zus tevreden. De Gambianen die zij kende, konden wel wat winst gebruiken voor hun dagelijkse portie voedsel en schoolgeld voor de hele familie. Op internet ondekte ik trouwens dat Gambia al zijn eieren uit Nederland en België importeert. Voor een echte eierindustrie is namelijk heel veel kippenvoer nodig, tarwe en maïs, waarvoor weer heel veel mest nodig is, bijvoorbeeld uit de kippenindustrie. Het was óf eieren importeren óf tarwe en maïs. Zo leerde ik nog wat. Vandaag had mijn zus trouwens even het loon van haar fruitsapman in bewaring genomen, omdat hij eerdaags belasting moest betalen. Mijn zus was voor de fruitsapman wat Luxemburg was voor Amazon en Apple.