Ik las dat de huisarts die zichzelf in oktober van het leven beroofde van het Openbaar Ministerie een brief had gekregen dat hij niet vervolgd ging worden. Het Openbaar Ministerie zei dat de brief tegengehouden had moeten worden. Je zou zeggen: wie kwam er nog op het idee om aan een dode een brief te gaan schrijven? Maar dat schreef het OM niet en ik wist ook precies waarom. Mijn vader kreeg ook nog allemaal post die al maanden in de automatiseringskrochten klaar stond. Ik ontdekte het eind januari toen de Belastingdienst mijn vader een voorlopige aanslag voor 2014 stuurde. De Belastingdienst betreurde het zeer, en zei dat iedereen die in december was overleden zulke post kreeg omdat de Belastingdienst al eind november was begonnen met printen van al deze post en dat ze er ieder jaar veel telefoontjes over kregen. Ik zei: als dat ieder jaar gebeurt, dan haal je die dode mensen er toch uit? Nu was er weer post van de Belastingdienst. Dit keer was het een P-formulier waarmee de Belastingdienst mijn vader verzocht aangifte over 2013 te doen. Het was via Sandd naar zijn laatste adres gestuurd, maar daar kwam de post niet meer binnen, want de verhuurder was aan het renoveren en had de brievenbus hermetisch gesloten. De inspecteur uit Apeldoorn had bovenop de als onbestelbaar retour gekregen post een briefje gedaan met aanwijzingen hoe een adreswijziging kon worden doorgegeven. Die nieuwste brief was aan de erven van mijn vader gericht met mijn adres. Ik belde. De man aan de Belastingtelefoon zei dat hij zich natuurlijk in allerlei bochten kon gaan wringen, maar dat dit natuurlijk heel erg fout was, allereerst dat er nog een P-formulier was opgestuurd, maar dat was post die al in november was klaargemaakt, en dat vervolgens een inspecteur aan de nabestaanden een verzoek ging sturen of de dode belastingbetaler nog even aangifte wil doen. Dat kon helemaal niet, zei hij, want uw vader kan zo’n aangifte niet meer ondertekenen. Ik zei dat ik vanwege de adressering aan de erven en vanwege de dikte van de envelop dacht dat dit het befaamde F-formulier was. De Belastingtelefoonman reageerde onthutst. Nee, zei hij, zoiets zouden we nooit doen. Wat moesten nabestaanden wel niet denken, zo snel, daar wachtte de Belastingdienst bewust een poosje mee.