Ik zocht naar de tonnen met kikkers en ander gekrioel die ik hier jaren geleden gezien had, maar ik zag ze niet meer. Misschien hadden ze hier ook een Marianne Thieme en waren die tonnen inmiddels verboden of liep ik in de verkeerde straten. In een enorme viswinkel bewogen de garnalen nog wel en zag ik onder de toonbanken, waarop ijs en schoongemaakte vissen met kop en staart, de aquaria waarin het dringen was voor een plaatsje bij het raam. De ordening was zoals in veel winkels. Onder de nog onuitgepakte, levende voorraad, op grijp- en ooghoogte de uitgestalde waar. In een achterafhok hingen twee hele varkens, de een nog rozig, de andere al richting bruin. Er zaten her en der gaten in het lijf, die dichtgestopt leken met gaasdoekjes. Charles Dickens schreef in 1842 zo gedetailleerd en levendig over deze wijk dat de hogere en middenklasse van de stad eropuit trok voor een dagje sloppenwijk. In dat opzicht was er niks veranderd.