Ik keek naar twee paar knieën. De knieën waren gehuld in iets donkerder dan vleeskleurige panty’s. Verder naar boven kwam een mosterdkleurig rokje bij de een en een grijs gemeleerd rokje bij de ander. Nette rokjes. Ik dacht aan de scholen in de buurt en een stad verderop waar je zulke nette rokjes veel zag. Maar het kon ook gewoon mode zijn. Zoals ik al een paar jongens had gezien met opgerolde broekspijpen en blote enkels. De meiden van wie de knieën waren bekeken iets op een telefoon. De een had een grote zwarte bril en felle lippenstip. Aan de andere kant van het gangpad zat een grote vrouw. Haar haar was wit, krullerig, een pony. Ze praatte hard. Over een Marokko-reis en dat er geloot werd wie er dit keer mee mocht. Zij was al in Parijs geweest, en Londen. Een gelukkige hand van loten, zei de vrouw naast de grote vrouw. De grote vrouw zei dat zij geen BAPO meer kreeg, omdat er nieuwe CAO-afspraken waren die op 1 augustus ingingen en zij op 2 augustus tweeënvijftig werd. De man tegenover haar zei: jij tweeënvijftig? ‘Ik kom eraan en het ouwelullendom wordt afgeschaft,’ lachte ze hard. Ze had er al contact over gehad met de op een na hoogste bestuurder bij de AOB. Ze noemde een naam en lachte nog harder. Ik kende alle afkortingen, ik kon raden hoe de drie aan de andere kant van het gangpad hun brood verdienden. Ik realiseerde me weer eens hoe groot de loterij was die leven heette en dat een grote deelloterij was wie je in je kindertijd voor je kreeg in die klassen waar je allemaal doorheen moest.