Ik liet mijn krant voor wat die was, zo magnetisch waren de helblauwe ogen van het jochie in zijn gebruinde gezicht. De vrouw naast hem met een gratis krantje in haar handen moest iets voorlezen over een voetballer. De jongen wiegde zijn been heen en weer, zei: ‘Zijn ouders woonden toch bij jou in de straat?’ De vrouw knikte. ‘Zijn zus was mijn beste vriendin, Michel was zes jaar jonger.’ ‘Hoe oud is die zus?’ vroeg de jongen. ‘Dertig,’ zie de vrouw. ‘En Michel?’ De vrouw vroeg: ‘Wat zou je het liefste doen vandaag?’ De jongen keek naar de vloer van het metrostel, stopte heel even met het wiegen van zijn been, begon toen weer. Zijn verlegen glimlach zou over een paar jaar veel meisjesharten en misschien ook wel een paar jongensharten onverantwoord snel doen kloppen. Ze herformuleerde: ‘Wat doe je in het algemeen het allerliefste?’ Hij keek weer naar de vloer, toen naar de vrouw. ‘Dat soort dingen weten kinderen gewoon nog niet zo goed,’ zei hij. De vrouw moest heel erg lachen, ik gokte dat ze zijn tante was, de jongen toverde de hartenbrekende lach weer op zijn gezicht.