Ik wist niet hoe nauw ze het namen, die eerste week dat het groente-, fruit- en tuinafval apart werd opgehaald, maar dat bleek heel serieus. Een nieuwe vuilniswagen met ‘Als de dag de nacht vraagt nog even te wachten / luistert de nacht soms’ van dichter Mustafa Stitou op de zijkant, reed achteruit de straat in, de chauffeur controleerde alle bakken, wie het niet had begrepen kreeg een briefje onder de klep, twee knullen haakten de bakken vervolgens aan het kiepsysteem. Iets later kwam een autotransportcombinatie de straat ingereden met daarop een glimmende grote grijze Audi. De chauffeur haalde de spanbanden om de wielen vandaan, liet de oplegger aan de achterzijde hurken en twee rijplaten uitschuiven, en reed de auto van de oplegger. Er ging een alarm af, ik zag de chauffeur iets uit zijn broekzak pakken en ermee richten op de achteruitkijkspiegel. Het gepiep stopte. De man reed in de Audi de straat uit en verdween. Ik dacht aan de grote grijze auto die volgens een getuige een deuk in onze auto had gemaakt. Omdat van het een het ander komt, hadden we aangifte gedaan. Nu moeten we onze auto komen laten zien op het politiebureau, ‘omdat er al zoveel bekend is over de andere auto,’ zei de politiemevrouw. We maakten een afspraak. Ik snapte het niet helemaal, maar R zei dat iedere trekhaak afhankelijk van merk en type auto op een andere hoogte een deuk achterlaat. Zei de politie er nog iets bij, vroeg R, bijvoorbeeld dat we de auto niet mogen wassen, de deuk niet laten repareren? Nee, zei ik.