46

trouwerijIk hoorde laatst een moeder antwoorden op de vraag hoe oud haar dreumes was, dat hij nu bijna net zoveel dagen buiten als in de baarmoeder had doorgebracht. Bij elkaar vijfhonderd zoveel nog wat dagen. Ik kan dus best zeggen dat ik er bij was op die zomerse junidag zesenveertig jaar geleden, toen mijn oom en tante in het huwelijk traden. Mijn zussen waren er ook. De oudste in een prachtig wit mouwloos jurkje op schoenen met een hakje draagt de sleep; de ander, eveneens in een mouwloos jurkje, witte kniekousen, de lichte schoentjes met een bandje over de wreef bungelend halverwege de bank, een wit tasje naast zich, kijkt ernstig en onderzoekend toe. De mode is van onderen kort – glanzende benen, jurkjes ruim boven de knie, behalve natuurlijk de trouwjurk van mijn tante –, bloot op de armen, en van boven hooggesloten, geen ontblote halspartijen of uitgesneden decolletés. Mijn moeder draagt een licht gekleurd hoofddeksel, dat nog het meeste lijkt op een sierlijke muts van zijden stroken waarvan het lange boord in een dikke rol zover is terug gerold dat een rand van haar donkere haar er onderuit krult. Ze heeft haar rechterhandschoen uitgetrokken om met een vulpen te bevestigen dat zij getuige is geweest van de zojuist gesloten economische verbintenis. De tafel neemt het zicht weg op haar buik, waarin ik vertoef, dubbel onzichtbaar. De enige die echt ontbreekt is mijn broer, te jong nog voor zo’n lange feestdag.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.