Ik ben een RotterZwammert. Sinds vier dagen. Vorige week mengde ik vers koffieprut met het aangeschafte broed in een zwart emmertje, deed het deksel erop en wachtte vier dagen. Toen lichtte ik het deksel verwachtingsvol op, zag een melkwit wolkenlandschap met op één plek nog wat koffie, exact zoals in het instructiefilmpje, dus kon er nieuwe koffieprut bij en nu wacht ik weer een paar dagen. Bruin. Wit. Bruin. Wit. Tot het emmertje vol is. Dan haal ik de luchtdoorlatende tape van de zes gaten bovenin en daar zullen zwammen uit gaan groeien. Een aanrecht-agrariër. Ik kan niet wachten tot ik het mijn broer kan laten zien. Mijn broer met zijn drieënzestig hectare zal dan zijn speciale, licht meewarige lachje tevoorschijn toveren, dat ik zo goed ken en waar alles in zit: zijn mededogen met dat gekke kleine zusje, zijn aangeboren wantrouwen ten aanzien van alles wat neigt naar stadse fratsen, zijn volslagen ongeloof over mijn enthousiasme in relatie tot de schaal van mijn activiteiten (0,04 m2). Ik ben verliefd op dat lachje, als mijn broer dat lachje toont, weet ik dat ik goed zit. Als je zegt: kijk er ligt een bal in het gras, en die bal is grasgroen, dan zeggen mensen: je liegt. Iets in het leven bestaat pas echt bij de gratie van een krachtige tegenpool. Daarom houdt mijn broer ook zo van zijn kleine zusje.