Station

tassenIk liep de trap op. Er kwam een man naar beneden gelopen die heel erg in zijn telefoon verdiept was. Het maakte niet uit. Zijn benen konden het zonder zijn ogen af. Op de roltrap links van mij stonden drie meiden. Eentje liet de anderen iets zien op haar telefoon en die anderen gilden het uit en riepen ‘nee, nee, oh wat erg’ en ze lachten heel hard en ze rolden, nog krom van het lachen door de poortjes. Ik liep achter ze aan. Ze hadden allemaal een studenten ov. ‘Student week’ las ik op het schermpje. Ik hield mijn ov-chipkaart ook boven het witte rondje en liep het perron op. Op de enorme lange bank onder de overkapping zaten jonge meiden met kartonbruine tassen van de Primark. Ik telde ze. Vijftien meiden en een jongen. En zeventien tassen. Sinds hier verderop de eerste Primark in Nederland opende zie je op dit station altijd Primark-tassen. Behalve ‘s ochtends vroeg en ‘s avonds laat. Regelmatig blijven er ook tassen achter op of onder die banken met daarin de prijskaartjes en het plastic waarin de leggings, shirtjes en spijkerbroeken verpakt zaten. Ik denk dat de Primark voor veel meiden een extra klerenkast is, die toevallig niet op hun slaapkamer staat. De droom van menig ondernemer. Op het einde van de overkapping, waar niemand meer zat, stond een Wurlitzer automaat. Ik ken Wurlitzer alleen uit jaren zestig films waarin Amerikaanse jongeren een dime in een jukebox van Wurlitzer gooiden en dan gingen rock-and-rollen. Maar kennelijk hadden ze hun business verlegd naar snoep- en frisdrankautomaten. Deze automaat was leeg. Ik keek naar de spiralen waar gevulde koeken en Marsen tussen hadden gestaan. Het zag er ingenieus uit. De ene spiraal had grotere ringen en ruimere openingen dan de andere. Er zat veel roest aan de onderrand van het apparaat. In het glas zat een put. Het was heel dik glas. Aan de overkant van de twee sporen, op het andere perron, stond precies zo’n zelfde automaat. Er stond een lange jongen voor. Hij kauwde op een saucijzenbroodje dat uit een zakje van AH-to-go stak, keek naar de automaat, klemde het broodje tussen zijn lippen, voelde met zijn vrijgekomen hand in zijn broekzak, diepte er iets uit op, gooide dat in het apparaat en drukte op wat knoppen. Eerst rinkelde er iets en toen plofte er iets in de bak. Hij bukte en pakte een flesje jus d’orange en het wisselgeld. Toen ging hij zitten. Aan die kant was ook zo’n lange bank. Maar er zat niemand met een Primark-tas. Toen kwam mijn trein.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.