Ik liep in de bouwmarkt. Alleen in de achterste paden lagen nog bouwmaterialen, voorin was het gewoon een warenhuis met lampen, gordijnen, stoelen, overlevingsjassen. Ik had meer boeken dan boekenplanken en dat ging een tijdje goed maar gisteren kon ik er niet meer tegen. Ik verlangde naar geordende rijen boeken, rug aan rug. Ik was gaan meten en tekenen en ik had uitgerekend dat ik genoeg had aan een halve osb-plaat. Dat is zo’n plaat waarin je alle houtvezels ziet zitten. Die hoefde ik hooguit een keer transparant te lakken. Nu stond ik bij die platen. Alle platen waren 122×244. Er waren ook kwart platen, die waren 61×122. Een jongen in het rode Karwei shirt vroeg of hij mij kon helpen. Dat vond ik aardig. Meestal zag je niemand. Ik zei dat ik een halve plaat nodig had, 61×244. Tja, zei hij, dat kon, maar ik moest dan toch de hele plaat betalen. Ik hield er niet van om hout in huis te hebben, dat ik niet gebruikte. Ik ging naar de Praxis, daar was het niet anders. Ik reed naar de Gamma en kwam langs de Formido. De Formido was niet meer, maar de lichtreclame hing nog aan de lantaarnpaal. Op de bouwmarkt zelf hing over het grote Formido-bord een ander bord. Er stond Bungel Jungel Speelparadijs. Het stond er echt. Ik wist dat het bij de Gamma niet anders zou zijn en toch reed ik ernaartoe. Het had iets met hoop te maken, tegen beter weten in. En met twintig procent korting, die alleen vandaag gold. Op de parkeerplaats van de Gamma zei een man: ik ben Karel, mag ik je wat vragen? Ik knikte. Hij vroeg of hij mijn voorruit mocht bekijken. Ik zei dat het niet mijn voorruit was. Of het toch mocht. Ik knikte weer. Op zijn donkerblauwe polo stond: Ruitschade? Zo gefixt. De ruit die niet de mijne was, was in orde, zei Karel. Ik liep naar de ingang. Karel riep: wat een gave gympen. Ik wist hoe ze eruit zagen en toch keek ik even naar het felle groen. Waar ik ze gekocht had. In Duitsland, zei ik. Hij knikte. Hij had ze hier nog niet gezien, zei hij. In de Gamma besloot ik dat ik net zo goed boekenplanken op de groei kon bijmaken. Ik zou een hele plaat kopen. Maar dan moest ik eerst naar huis om te meten hoe ik de rest van het hout het beste kon laten zagen. Toen ik dat had gedaan ging ik terug naar de Karwei. Vanwege die aardige jongen. Hij was er nog. Nu mag je me helpen, zei ik. Hij maakte tweeëntwintig zaagsneden.