Natuur

object527Ik kocht een zonnehoed. De mevrouw aan de kassa zei dat hij me goed stond. Hij was gemaakt van gedroogde bananenbladeren of zoiets. Het was zo’n ding dat televisiemakers gebruiken om te suggereren dat acteurs in de tropen vertoeven. Waarom ze die hoed in het Haagse Fotomuseum verkochten was me een raadsel. De tentoonstelling heette Ja Natuurlijk. Met een streep erdoor. Ik was al een tijdje op zoek naar een strooien hoed, omdat ik die petjes te warm vond en niet schaduwrijk genoeg. Maar ik zag ze nergens. Ik geloof helemaal niks van de snelheid waarmee Nederlandse ondernemers zo graag schermen en die ze als reden gebruiken om hun personeel af te schepen met nulurencontracten. De mussen vielen al minstens een week van het dak, maar een grote zonnehoed om mijn hoofd en schouders te beschermen zag ik nergens. Een vriendin wilde nog snel wat korte broeken voor haar zoon kopen. Niks, nada. Ieder jaar denk ik pas aan een nieuwe bikini als er filemeldingen richting Zandvoort opduiken. Geen ondernemer aan wie ik mijn geld kan slijten. Ik vond het wel passen om met mijn natuurhoed rond de vijver van het Haagse Gemeentemuseum te flaneren. Het was het laatste meesterwerk dat Berlage voor zijn dood maakte. In die vijver lagen kunstwerken van plastic afval. Niemand keek naar mijn hoed. Ze waren wel wat gewend in Den Haag. Ik moest oppassen voor de wind. Ik vroeg mij af hoe mensen dat vroeger deden toen iedereen zijn hoofd bedekte met een hoed. Morgen zou ik een lint zoeken en dat door de luchtgaatjes links en rechts rijgen. In de trein zat een kennis. ‘Zo,‘ zei hij en wees naar mijn tropenhelm, ‘je dacht: ik doe eens gek.’ Ik besloot een andere route naar huis te fietsen. Ik kwam langs de stomerij. Normaal kom ik nooit langs de stomerij. In mijn ooghoek zag ik een wand met fournituren. Ik stapte af en drukte mijn neus tegen de ruit. Morgen kon ik hier lint kopen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.