Ik las ‘Vragen over de snelweg? Bel Rijkswaterstaat.’ Het stond in oranje letters op een digitaal bord boven de snelweg. Ik vroeg mij af wat een mens over de snelweg zou willen weten als ie er al op reed of, zoals ik, in de trein zat. Er kwam een grote man de coupé in. Hij praatte alsof hij in een luidruchtige kroeg zat. Als hij mensen voor loterijen belde, vertelde ze hem de ergste verhalen. Dat ze voor de derde keer gekort waren op hun pensioentje enzo. Hij was kaal, had een grijs sikje, een enorme pilotenbril hoog op zijn neus en een grote ring in zijn oorlel. Hij ging er aan de andere kant van het gangpad eens goed voor zitten. De telefoon rustte in zijn hand op zijn buik. Die buik was fors en zat in een hoog opgetrokken spijkerbroek gepropt. Billen aan de voorkant. Zwarte draadjes liepen naar dopjes in zijn oren. Vroeger dacht je bij mensen die zo hard in het luchtledige praatten dat ze gek waren. Hij had drie aanbiedingen. Het ene uitzendbureau had hem gepolst voor Barcelona. Het andere uitzendbureau had een aanbieding in Belfast, allebei callcenters, en dan had hij vorige week al de vraag gekregen of hij iets voelde voor trambestuurder bij de HTM. Voor de crisis vond hij het niet verkeerd, al zei hij het zelf. Barcelona vond hij een prachtige stad, maar ook duur en hij sprak geen woord Spaans. Degene die in het luchtledige al deze woorden opving wist hoe hij over Ierland dacht. Ik vroeg mij af of het vreemde teken op zijn blauwe t-shirt iets met Ierland van doen had. Het zat strak om de buik. Daarover droeg hij een zwart leren hesje. Type motorrijder zonder motor. Nederlands, Engels, Duits, zei hij. Zowel in Barcelona als Belfast. Loterijen, kranten en tijdschriften gooiden mensen er als eerste uit in een crisis. Dus het werd praten tegen een steile berg op. Maar goed, het was werk. De andere kant leek een lans te breken voor Den Haag. Die andere kant moest toch weten hoe hij over Den Haag dacht als Rotterdammer. Die Ieren hielpen met het vinden van huisvesting en ze zouden vijf hotelovernachtingen betalen. Hij vond het heel fideel. En het ticket zouden ze na drie maanden vergoeden. Hij wist nog niet hoe hij aan het geld moest komen voor een ticket en huisvesting. Maar dan was hij wel van die hele klerezooi hier af. Die klerezooi was een huurachterstand bij zijn huisbaas en aanmaningen van het CJIB. Van het CJIB werd hij gallisch. Ze mogen het van mijn Ierse rekening komen afhalen, zei hij. Want hij was wel netjes. Hij ging de komende week nog eens goed nadenken. Al die tijd had de jongen tegenover mij doorgelezen in Vonnegut’s Slaughterhouse 5.