Aan de overkant van de straat waren mannen aan het werk. Voor de deur van de Marokkaanse buurvrouw stonden een vrachtwagentje en een bestelauto. Hogendoorn grondverzet en heiwerken stond in oranje op de deuren. Twee mannen in oranje bedrukte jassen zaten op een roodwit afzettingsbord. De dikste rookte sjag, de dunste klom af en toe in een kraan. Er lag een hoop zand naast een gat. Ze keken naar twee mannen in het gat. De mannen in het gat droegen grijs met geelgroene overalls. Iets verderop stonden twee bijpassende bussen. Joulz energiestructuren stond op de flanken. Het begon harder te regenen. De dikke man trapte zijn sjaggie plat onder zijn werkschoen en kroop in de bestelauto met oranje letters. De dunne klom in de oranje kraan. Vergissen was uitgesloten. Ze wachtten.
Van Stedin had ik een brief gekregen. Dat er geen stroom zou zijn tussen negen en twee. Ik speurde naar een auto van Stedin. Tevergeefs. Misschien was Stedin alleen maar de secretaresse van deze vier mannen. Zij had de vier vanochtend naar mijn straat gedirigeerd om hun ding te doen. Ik gooide buiten wat in de vuilcontainer. ‘Ze waren hier al om acht uur,’ riep de buurvrouw vanuit haar raam. ‘Eerst zaten die geelgroenen in hun bussen te wachten, nu de oranjen.’ Ze zou een goede voetbalverslaggeefster zijn. Bij economie had ik ooit iets geleerd over arbeidsverdeling en rationalisatie. Ik herinnerde mij een foto van een lopende band in een autofabriek. Wat ik hier zag moest de marktwerking zijn.
De regen was opgehouden. De dikke had een nieuw sjaggie gedraaid, floot een deuntje en wandelde om het gat. De dunne was uit de kraan gekropen en wachtte naast het gat. Een geelgroene was uit het gat geklommen en stond druk te bellen. Misschien wel met de secretaresse. De andere geelgroene babbelde wat met de oranjen. De buurman van nummer vier die ‘s ochtends altijd boodschappen doet, bleef staan en keek in het gat. Net als de buurman van nummer 22 die zijn auto parkeerde naast de hoop zand. Ik snapte het wel. Zelden kon je de wereld onder je voeten aanschouwen. Vroeger stond er een tentje over zo’n gat, zaten alle mannen in dezelfde blauwe overall in één bus en zongen wij Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen. Nu was stroom open theater met een onzichtbare regisseur en acteurs van overal met eigen vervoer. Sommigen speelden niet meer dan een boom.
En net als op een echte set was het druk. Er kwam een derde Joulz-busje. Een groengeelgrijze jongen met roestvrijstalen koffiekan keek even in het gat en belde toen aan op nummer vier. Hij gaf de kan, kreeg die even later terug en verdween in zijn bus. Een nieuwe jongen in oranje jas had zijn wagentje met oranje kraan op de laadbak verderop geparkeerd en at zijn appeltje aan de rand van het gat met een telefoon aan zijn oor. Er werd gelachen. De roestvrijstalen kan verscheen ten tonele. De dikke met sjaggie deelde witte plastic bekertjes uit. De suikerpot en de Completa gingen rond. De jongens van nummer vier kwamen naar buiten, draaiden een sjaggie en kregen ook koffie. Het was een gezellige boel zonder elektriciteit.
Toen pakte de dikke een schep en klom de dunne in de kraan. De groengelen kropen in hun bussen zonder weg te rijden. Eten zag ik ze niet. Hun hoofden waren licht gebogen. Misschien deden ze de administratie voor mevrouw Stedin, misschien losten een sudoku op. Het was kwart over twaalf. Het lichtje op de stroomtoevoer van mijn laptop brandde weer oranje.
De slotscène was voor de dikste. Hij veegde het zand over de teruggelegde tegels. Mevrouw Stedin kon tevreden zijn. Ik applaudisseerde vanuit mijn eersterangsloge.
Werk
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.