Deur

eiIk vond het aandoenlijk. De oude man in de witte jas voor de deur die zei dat hij kaasboer was, dat hij iedere dinsdag hier in de straat zou zijn met verse eieren, verse roomboter en lekkere kazen, dat hij verbaasd was hoe weinig mensen hier thuis waren. Ik liep met de man mee naar zijn gele bestelauto. ‘Heeft u de huissleutel bij u?’ Hij wees naar mijn halfopen voordeur. Hij sneed een stukje verse brie af. Ik pulkte het van het mes. Ik zei dat ik van rauwmelkse kazen hield, boerenkazen. ‘Ja ja,’ zei de witte jas, ‘ik heb al zoveel bij me, de ruimte is beperkt.’ Ik bekeek de halflege ruimte. Hij opende een doos eieren. ‘Kakelvers,’ zei hij. Ik zei dat het tweetjes waren. ‘Soms hebben ze dubbele dooiers,’ zei de man. ‘Ik wees naar het rode stempel, zei dat ik altijd nul-eieren had. ‘Mevrouw,’ zei hij, ‘laat u niks wijsmaken, 0, 1 of 2, het zijn allemaal scharreleieren.’ Ik beloofde dat ik me niks zou laten wijsmaken. Jammer vond ik het wel.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.