Een vliesje op de vijver, het eerste deze winter, een plooi dwarsover. Het is alsof een flinterdunne doek strak over het water is gelegd en in een onbewaakt ogenblik de wind de stof een stukje heeft opgeschoven. De zon speelt met de kou en ontdooit waar haar stralen maar bijkomen. Alleen in de bocht waar de oude boerderij en de opgeschoten struiken de dijk overschaduwen is het oppassen geblazen en hou ik mijn pas in. Op het erf een gierkar, een hooimachine, een trekker op een paar blokken, geen stoel, geen banden, een massa onduidelijke rommel; waar ik vandaan kom zouden ze zeggen: een vuile boel. De oude dame die ik net voorbij sjeesde heeft een rollator, die komt wel langs de gladheid. In mijn rug de zon, de lucht is gelukkig makend blauw, de maan is er al, wit en half, een schitterend wit vliegtuig is onderweg naar de maan. Van hier naar Berlijn 19 euro, Berlijn-Rotterdam ook 19 euro, niet meer dan tien kilo handbagage, dat wel. Het kan niet, het kan. Ergens betaalt iemand de prijs. Het vliegtuig vliegt aan de maan voorbij. Thuis zet ik de kookwekker op dertig minuten, ik installeer mij voor het keukenraam, tel één houtduif, één kauw, één merel, twee koolmezen, één gaai, in die volgorde. Als de wekker rinkelt, geef ik de getallen via mijn telefoon door. Daarna duik ik in bad met K Schippers.