Ik keek Hier is Adriaan van Dis, ik dacht terug aan de vorige aflevering van een jaar geleden met Howard Jacobson. Ik had gisteren een boek van de Britse schrijver in mijn handen gehad, het stond op een van de planken van het antiquariaat in Donner. Lang had Jacobson geprobeerd een roman te schrijven zoals zijn grote Britse helden, Jane Austen, George Elliot, schreven, maar het lukte hem niet. ‘Omdat hij niet eerlijk schreef,’ zei hij. Pas toen hij toegaf dat hij ‘dingen zag als een Jood en geen idee had wat dat betekende’, begon het wat te worden. ‘Joods zijn, Seften Goldberg’ schreef hij als eerste zin van wat zijn eerste boek zou worden, die steun had hij nodig. Ik liep naar de kast met Engelstalige literatuur, pakte het boek dat ik in Nederlandse vertaling in mijn handen had, las de onvertaalde eerste zinnen. Het ging prima en bovendien gebeurde er iets. Na drie zinnen was ik al in een trieste Engelse slaapkamer met bloemetjesbehang bij die vrouw die moeizaam haar benen buiten bed beweegt en haar onwelgevormde tenen aanschouwt. Let wel: Jacobson zegt niks over die slaapkamer. Die ervaring had ik niet bij het lezen van de eerste zinnen in de Nederlandse vertaling. Ik nam ter plekke afscheid van Jan van Mersbergens opvatting, waar ik een tijdje veel waars in had gezien, namelijk om alles in vertaling te lezen, omdat je anders te veel de essentie van het boek mist, of te vaak iets moet opzoeken, gewoon omdat je die andere taal volstrekt onvoldoende tot in de finesses beheerst om alle kwinkslagen en diepgang te kunnen waarderen. Maar vanaf nu dus niet meer. In ieder geval niet voor de Engelstalige literatuur. In ieder geval niet voor Howard Jacobson.