Ik las (herlas Allerzielen van Cees Nooteboom) en was in Berlijn (op de hoek van de Knesebeck- en de Mommsenstrasse van pagina 10, waar vlakbij de poes woont op wie ik onlangs paste, in de Kantstrasse van pagina 14, waar ik net als de hoofdpersoon Arthur Daane voor een rood licht wachtte met een vriend die zei dat daar alle grote toeristenhotels van Berlijn staan). Ik gaf mijn kaartje aan een conducteur en was in een trein. Ik zag een plastic tas van V&D (op de stoel naast een jonge vrouw aan de andere kant van het gangpad) en was op de bovenste etage van het warenhuis met het smalle buitenterras en het dikke restauranttapijt waar iedere dag kilo’s bladerdeeg van croissants en saucijzenbroodjes in werden gelopen die er iedere ochtend weer uit moesten worden gezogen (V&D: de eerste werkgever die mij testte en loonstrookjes toestuurde en mij belastingplichtig maakte). En dan was ik ook nog nabij een perron, een weiland, een begraafplaats, een stad, een dorp, nabij kantoortorens, nabij mijn neef als hij vandaag werkte.