Ik keek binnen in garages en bandenzaken. Aan het einde van de rij zat gokpaleis Las Vegas, de rode saloonletters waren bespikkeld met veel gekleurde lampjes. Dan kwam er iets hoogs en verweerds, het leek verlaten, maar op de hekken hing een bord van een beveiligingsbedrijf en iets verderop was nog een bord met drie maïskolven en een bedrijfsnaam. De projectontwikkelaar in Fenixloods 1 zei dat het een veevoederbedrijf was. Je had er geen last van, zei hij, een keer per week kwam er een rijnaak laden of lossen en er was geen milieuzone bijvoorbeeld. Dat was anders aan de andere kant, naast Fenixloods 2, daar zat ProViMi en die had een milieuzone van dertig meter. Die maakte onder andere melkpoeder, zei de projectontwikkelaar. In Fenixloods 2 zaten Circus Rotjeknor en Codarts en die verhuisden naar Fenixloods 1 als die klaar zou zijn. Dan pas begonnen ze met de ontwikkeling van loods 2. Vanaf loods 2 had je mooier zicht richting de stad. Maar voor je daar kon wonen, was je misschien wel zes jaar verder. In de lege Fenixloodsen lagen ooit linzen opgeslagen, en suiker, tabak, sojameel, zonnebloempitten, komijn, linnen, chemicaliën, cashewnoten, papier, koffiebonen. Tenminste, die producten stonden op een canvasdoek dat op de gevel was gespannen. Toen we wegliepen, over de Rijnhavenbrug naar de Wilhelminapier, zong R ‘proteïnen, vitaminen, mineralen.’ Dat wist ik niet, zei ik. Ik dacht trouwens dat ProViMi ook in de diervoerders zat. Maar kennelijk was het ene diervoer niet het andere als het om milieuzones ging.