De vrouw die later naast R bleek te zitten, zei op de trap naar de grote zaal: ‘Het is altijd een goed teken als zich onder het theaterpubliek een acteur bevindt.’ De acteur, die ook cabaretier en presentator en DWDD-tafelheer is, bleek de stoel naast mij te hebben. Hij zei niks toen hij naast me ging zitten, ik negeerde hem even hard. Er waren omgekeerde hoofden, getik tegen armen, kijk, kijk. De stelling die de SS’er Max Auwe in het stuk De welwillenden (naar het boek van Jonathan Littell) ons voorhoudt is deze: in iedereen schuilt een moordenaar. Wie dat ontkent is arrogant. ‘Misschien,’ zegt hij, ‘groeit u op in een tijd waarin niemand uw vrouw en kinderen doodt en waarin de staat u niet vraagt andermans vrouwen en kinderen om te brengen. Dan heeft u geluk. Dat geluk had ik niet.’ Ik dacht aan de onlangs op zondagavond uitgezonden Vara-serie De pen en het zwaard waarin Fidan Ekiz journalisten opzoekt in landen waar nauwelijks of geen persvrijheid is. Journalisten die de helft jonger zijn dan ik vertellen Ekiz dat ze bereid zijn te sterven voor het brengen van de waarheid. Ik zal nooit beweren dat ik geen moordenaar kan zijn. Ik heb in bureaucratische organisaties bevelen uitgevoerd waarvan ik nu denk: waarom ging ik erin mee, waarom deed ik dat? Maar ik heb het gedaan. Wie geen moordenaar wil zijn, moet bereid zijn te sterven. Ben ik bereid ergens voor te sterven? Ook die vraag hangt af van de tijd. De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, geboren in 1881, maakte twee wereldoorlogen mee, verloor zijn land, zijn thuis, zijn wereld van beschaving. Over de generatie van zijn ouders en grootouders schreef hij in De wereld van gisteren: ‘Ze heeft het beter getroffen […], ze heeft stil, lijnrecht en duidelijk haar leven van het ene einde tot het andere kunnen leven.’ Toch weet hij niet of hij ze er om benijd. ‘Want hoe ver hebben ze daarmee niet voortgesuft van alle echte bitterheid, van de grillen en machten van het noodlot […] Hoe weinig hebben ze […] geweten dat leven ook buitensporig en spannend kan zijn […], dat elke nieuwe dag ons leven kan vernietigen. Zelfs in hun donkerste nachten konden ze niet dromen hoe gevaarlijk de mens kan worden, maar net zo min hoeveel kracht hij heeft om gevaren te overleven en beproevingen te overwinnen.’ Over zijn eigen generatie schreef hij: ‘Lijdend en vol lust hebben wij ver boven ons kleine bestaan uit tijd en geschiedenis beleefd, terwijl zij zich begrensden.’ Heroïsch is het evenwel niet. Op de vlucht voor het nazi-regime pleegt Zweig in 1942 in Brazilië zelfmoord.