Bij de balie noemde ik mijn naam, een mevrouw zocht in haar computer. ‘Met een Griekse y?’ vroeg ze. ‘Nee,’ zei ik, ‘lange ij.’ ‘Nee hoor.’ Ze schudde resoluut haar hoofd. Ze opende een poortje. Bij een van de vijf liften wenkte een andere mevrouw me. Op een schermpje naast de lift tikte ze ’23’ in: ‘Alleen deze gaat zo hoog.’ Op de 23ste liep ik achter andere mensen aan naar een zaal waar broodjes en kroketten onder aluminiumfolie stonden, en melk en sinaasappelsap. Iemand zei dat het tijd was en we liepen achter die persoon aan naar een andere zaal. Op iedere stoel lag een printje van het programma dat we ook al in de mail hadden gekregen. Na twee inleidende praatjes gingen we in groepjes uiteen: op het blaadje stond de zaal en het groepje waar je bij hoorde. De vragen waarover we iets verstandigs moesten zeggen bleken door twee mensen voorbereid, we kregen stellingen, suggesties. Was flexibilisering op de arbeidsmarkt een probleem? Tussen twee discussies door was er tijd om de gekoelde frisdrankflesjes die een donkere man op een kar de gang in had geduwd, leeg te drinken. Alles wat gezegd was, werd op het eind nog eens samengevat en toen waren er op de plek waar de broodjes en melk hadden gestaan hapjes en bitterballen en flesjes fris. Geen alcohol. Dat was positief. Een man zei tegen de man met wie ik stond te praten: ‘Met het overnemen van de auto is het nu wel geregeld, al zit ik nog wel vijf dagen zonder.’ Bij thuiskomst zou hij een biertje opentrekken en tegen iemand zeggen: ‘Phoe, drukke dag.’ Op de terugweg kwam de metro langs ‘de schoen’, het megalomane relikwie van toen ING nog het geloof verkocht dat bomen voorbij de hemel groeiden. Op de hiel van het glazen pand brandden nu de witte letters van Lexence advocaten & notarissen. In de metro zwarte knullen met Malcolm X-kapsels en brillen en iets te korte broekspijpen. Heel studentikoos.