Terwijl

pompoenIn de lessen waren onder andere aan bod gekomen: hoewel, terwijl, toch. Ik zeg: ‘Jij leest een boek. Ik kook water. Je kunt ook zeggen: Terwijl jij een boek leest, kook ik water.’ Z kijkt mij vragend aan, terwijl ik water kook. Tja, denk ik, waarom zou je twee overzichtelijke korte zinnen tot één zin maken als het ook los kan? Hoewel. Ik zeg: ‘Hoewel je heel hard geleerd hebt, haal je het examen toch niet’. Z zegt: ‘Hoewel’ en ’toch’ allebei in één zin?’ In een tekst het woord ‘bureau’. Ik teken een bureau met drie lades links en drie lades rechts. Z zegt: ‘Uitzendbureau is ook een bureau?’ Er moeten zinnen passief gemaakt worden. ‘De naaister maakt de broek wat korter – De broek wordt wat korter gemaakt door de naaister.’ ‘Wat is ‘wat korter’? vraagt Z. De computer blijft alle passief gemaakte zinnen fout rekenen. ‘Geen probleem,’ zegt Z. ‘Gebeurt heel vaak.’ Ik vraag of ze trek heeft. Ik verwarm de pompoensoep, laat haar in het kookboek het recept zien, in de tuin knip ik koriander. Ze vindt de soep erg lekker.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.