Het was maar goed dat ik eerst in Boymans naar surrealistische kunst had gekeken, bijvoorbeeld Man Ray’s Cadeau: een gietijzeren strijkijzer met op het strijkvlak veertien koperen spijkers geplakt in een rechte lijn. In de Hartmansstraat en 0p de Westblaak lag nog hier en daar een verbogen dranghek, maar verder was het strijdtoneel weer zoals altijd wanneer er geen voorstelling was. Grijze stoeptegels, een fietspad, de bioscoop die er ondanks allerlei plannen nog altijd zit, de skateshop, een Turkse bank en op de hoek dus het Turkse consulaat. Ik wist het niet. Vanaf de grote terrassen op de Schiedamse Vest had je er eersteklas zicht op. Mensen liepen zoals ze op zondag in het stadscentrum lopen: kletsend, winkelend. Er waren vijf mensen zoals ik die even stil bleven staan om te kijken of het hier echt allemaal was gebeurd. En er waren drie camera’s: eentje deed niks, een tweede was in handen van een man, waarnaast een man met microfoon die vragen stelde aan een jonge vrouw met een bril en een hoofddoek. De derde camera was heel klein. Hij registreerde een vrouw met geblondeerd haar in een strakke boblijn die over haar microfoon een plopkap van de Telegraaf had zitten. Ze zei: ‘De situatie blijft al met al heel gespannen… hier in Rotterdam.’ Omdat ik nu toch bijna in het winkelgebied was, stak ik even over om bij Donner The Silk Roads van Peter Frankopan te kopen. Het was op dat lelijke grijze wc-papier uitgegeven waar de Britten patent op lijken te hebben. Misschien moest iedereen De zijdenroute lezen. Of op zijn minst even de Tegenlicht-uitzending met de auteur bekijken. En daarna pas gaan stemmen.