Zuiderburen

De mensen hier zijn beslist beter gekleed en gekapt, verfijnder, kwaliteit, sjieker, zonder arrogantie in het gelaat. Ze roken ook meer. Twee jonge vrouwen naast mij op het terras, de salades gezond, de huid nog gaaf, geen telefoons op tafel, wel sigaretten. Over twintig jaar de onuitwisbare sporen, niet alleen aan de buitenkant. Wie dan leeft, wie dan zorgt, denken ze nu misschien, of niet. Op de Grote Markt en in alle zijstraten wordt uitgebreid geluncht, de tijd genomen. Dus doe ik dat ook. Afrekenen kan alleen cash. Ik wandel naar de bank om de hoek. ‘Ik wijs deze weg zeker tien keer per dag,’ zegt de ober. Even later in het ziekenhuis net buiten de stadsring bij de informatiebalie laat ik de foto zien die mijn broer mij heeft gestuurd. Twee nummers: eentje voor de afdeling, eentje voor de kamer. Ik moet de bruine route volgen. Het complex is een verzameling van oud, minder oud, nieuw en nieuwer, eromheen bouwputten, omleidingen. De hoeveelheid kleurenroutes is enorm. Op een groot binnenplein staat rechts een oudere man achter een marktkraampje met voor zijn kraam een banner waarop de tekst ‘Over het levenseinde valt te praten.’ Die man raak ik niet kwijt. Ik kom na een lang parcours bij twee liften. Ik druk op 5, de linkerlift komt, binnen hoef ik nergens meer op te drukken. Ik vind de kamer, de patiënt zegt: ‘Jou had ik echt helemaal niet verwacht.’ Ze kijkt me aan, ze kijkt door me heen. Ik zet een stoel naast het bed. We babbelen wat. Ik heb druiven meegenomen. Die leg ik op het dekbed. Met haar handen plukt ze de druiven van de takken. De kamer is klein, maar fris geverfd. Er zijn mensen die zweren bij de ziekenhuizen in dit land. Gelukkig heb ik er geen verstand van. Buiten haar gezichtsveld, trouwens ook buiten haar bereik, staat op het kastje een kannetje water, hooguit 250 ml, met daarnaast een klein glaasje. ‘Heb je dorst?’ vraag ik. ‘Nou.’ Ik schenk haar water in. Elke keer als het glas leeg raakt vul ik bij. Rond theetijd ga ik op zoek naar een automaat. ‘Nee, hier is niks,’ zegt een verpleegkundige. Ik neem de lift naar beneden. Daar is een koffieautomaat met een knop voor heet water, maar ik zie nergens theezakjes. Dan maar de grootste fles uit de frisdrankautomaat. Uren later, bij de avondboterham, krijgt ze een mok koffie die voor iets meer dan de helft gevuld is. Ik zou hier uitdrogen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.