Z stuurde mij een zelfgeschreven stukje. Ze was met haar klas naar Schmidt Zeevis geweest in de Spaanse Polder. Het was een heel goed stukje. Ik zei: ‘Leuke school die dit soort dingen doet.’ Bovendien leerde ik zo ook nog eens wat. Schmidt kocht de vis van over de hele wereld, verwerkte die en verkocht die ook weer over de hele wereld. Met de hygiëne zat het wel goed. Z en haar klasgenoten hadden allemaal een witte jas aan moeten trekken en een muts op moeten doen en hadden geleerd over bacteriën en dat mensen daar ziek van konden worden. Toen ze bij mij was, printte ik haar stukje. Z wilde nog wat dingen verbeteren. ‘Hoe schrijf je hygiëne?’ En vooral: hoe sprak je het uit? Dan was er nog iets met een slang. Ik dacht aan een waterslang en aan schoonmaken. Het was iets met een ‘p’. Z deed voor wat ze had gezien: een klein hakje en dan een stropende, kronkelige beweging. We zochten een poosje. ‘Paling?’ opperde ik. ‘Paling,’ riep Z, we lachten om onze glibberige zoektocht. Ik zei: ‘Straks heb jij je eigen website en ga jij ook stukjes publiceren en ben je schrijver.’ Z lachte opnieuw, die mooie lach tussen vertwijfeling en geloof.