Dit was haar terrein, hier wist zij blindelings de weg. Dat ik dat toch niet helemaal geloofde, was zo’n naar trekje dat ik nog eens uit mijzelf moest hakken maar nu het er nog zat bleef ik loeren naar de uitnodigingsbrief op mijn telefoon en naar de bordjes met corresponderende afdelingsletters aan het plafond. Ieder labyrint heeft zijn eigen systeem. Ik had geen idee hoe vaak ze hier was geweest. In een van de gangen hing een grote foto met alle dokters: veel mannen, één vrouw. Kennelijk was het bewegingsapparaat een mannending. Ze wees één van de oudere mannen aan, die had haar geopereerd; de man met de witste haren had eraan te pas moeten komen om de jonkies te laten zien hoe je uitvogelt waar pijn vandaan komt. We meldden ons bij de balie en gingen in de wachtruimte zitten: rijtjes zittingen op stalen buizen, overal hetzelfde. ‘Wil je iets drinken?’ Ze liep naar de koffieautomaat. Ik keek op mijn horloge. ‘Het wordt altijd later,’ zei ze. Ik nam thee, zij cappuccino. De dokter was een mooie knul, begin dertig, zwarte krullen, hij bewoog haar been kort heen en weer en naar buiten en naar binnen, stuurde ons toen naar de foto’s. De foto’s zouden hem straks houvast geven. We moesten de oranje lijn op de vloer volgen. We meldden ons bij een balie, we moesten de rode lijn volgen, weer stoelen op een rijtje, een VT Wonen op tafel, wachten. Een jonge knul nam haar mee, ik wist inmiddels hoe het eruit zag: een kleine tussenruimte waar je de deur van op slot kon doen en je kleren kon ophangen, en dan aan de andere kant een deur naar de ruimte met het röntgenapparaat. Toen we terugkwamen van de foto’s zei de arts dat we nog een keer terug moesten, dat hij net op zijn beeldscherm de doorgestuurde foto’s had bekeken, dat ze ondanks zijn duidelijke verzoek één foto niet hadden gemaakt. Weer terug, oranje lijn, weer melden, rode lijn, weer wachten. Een dame van de foto’s kwam en zei dat de arts dacht dat iets er niet opstond, maar dat het er wel opstond, alleen zat het net achter de prothese. Zonder foto gingen we weer terug. Melden, wachten. De arts riep ons binnen, het was heel vervelend, zei hij en liet ons de foto’s zien – ik vond het fascinerend te zien wat er schuil ging achter haar lang zo pijnlijke been –, de arts had expliciet om een foto gevraagd waar de bovenkant van het bekken ook opstond, maar die stond nergens op. Dus ging hij bellen. Wij volgden weer de oranje lijn, daarna de rode, we mochten direct door, de foto werd gemaakt. We liepen weer terug langs de oranje lijn, het leek een hoop gedoe en veel verloren tijd, maar we konden ondertussen flink oefenen met het nieuwe lopen, het lopen zoals de nieuwe fysiotherapeut haar had geleerd, de oude had haar verkeerd gerevalideerd, daar kwam het zachtjes gezegd op neer. En niemand had het raar gevonden, dat moeizame lopen de afgelopen drie, vier jaar, ook de mensen hier niet, en dat kwam weer omdat ze hier niet naar haar buitenkant keken, maar naar haar binnenkant, via een foto, ieder zijn ding. Het nieuwe lopen was door een paar andere dagen zonder oefeningen flink weggezakt, de oude manier was er weer ingeslopen, dus zat ik er als een paardenmenner op de bok bovenop, corrigeerde iedere verkeerde beweging, het was in het begin misschien niet leuk, dat hoog optrekken van de knieën bijvoorbeeld, maar gelukkig kreeg ze er weer lol in. En gelukkig zag alles er goed uit, zei de arts met alle goede foto’s op zijn beeldscherm, de pijn had waarschijnlijk te maken met dat nieuwe lopen: andere spiergroepen die na lange tijd plotseling moeten gaan oprekken. De volgende dag hoorde ze bij het opstaan op de pijnlijke plek een geluid, en toen was die pijn bijna weg. Onderweg naar de fysiotherapeut met metro en trein nam ze de trap, en niet de roltrap, en paradeerden we tijdens het wachten heen en weer over de perrons en omdat de buschauffeurs staakten, wandelen we ook nog twee keer een kwartier door de motregen. En de hele tijd preekte ik: rechte heupen, hakken, teen, hakken, teen, niet meer op links letten, maar op rechts, nee, niet zus, maar zo, zij maakte er een liedje van. De preek van de fysiotherapeut kwam daar nog eens overheen, dat er geen moment versaagd kon worden. Weer thuis maakte ik een ovenschotel van broccoli, zalm, pijnboompitjes, penne in een sausje van Griekse yoghurt, crème fraîche, rozemarijn en tijm, en bovenop een laagje kaas, terwijl zij een waterfles van een halve kilo aan haar enkels bond en de oefeningen deed zoals op het blaadje. Bij het schrijven van het alfabet met gestrekt been kwam ze alweer tot de O, net zoals de dag voor oudjaar.