Z heeft examens, vorige week, deze week. Vandaag was Schrijven aan de beurt. Ze moest een email schrijven. We bellen via whatsapp. ‘Wat is cc,’ vraagt ze, ‘wat is bcc?’ Ik leg uit. Nadat we zeker een kwartier over de schrijfopdracht hebben gesproken, zegt ze: ‘Het is verleden, beter is morgen.’ Ze heeft gelijk. Er valt niks meer aan de schrijfopdracht te veranderen, beter is het de aandacht naar morgen te verleggen wanneer Spreken op het programma staat. Er zal een telefoongesprek nagespeeld worden, zoiets. Ze moet in ieder geval haar naam en adres kunnen spellen. Ze heeft de pech te wonen in een straat die vernoemd is naar een Zweedse scheikundige die in 1903 de Nobelprijs kreeg en van wie de naam negen moeilijke letters telt. Ze is wel zo slim om tijdelijk in een andere straat te wonen, de Binnenhofstraat. Ze babbelt, ik word niet moe werkwoordsvormen te verbeteren, hebben en zijn-verwisselingen terug te draaien. Dan zegt ze: ‘Voor jou is makkelijk schat.’ Ze lacht, haar lach is gul. Ze zegt dat ze zal blijven lachen, pas als ze overlijdt stopt ze daarmee. ‘Zelfde als met verdrietig en boos.’ Gisteren vroeg ze een kind dat op weg was naar de speeltuin wat het ging doen. Ik ga leven, zei het kind. ‘Heel filosofisch,’ zeg ik. Ze vindt het maar raar, hij leeft toch. Ze zegt dat ze gaat sporten, ze wordt er erg moe van iedere dag naar de sportschool te moeten, maar als ze thuisblijft komt het er niet van om haar broodnodige oefeningen te doen. Ik hoor hoe ze haar deur afsluit en de hal inloopt naar de lift. Straks valt haar wifi-signaal weg. ‘Oké,’ lacht ze, ‘fijne avond, ik ga leven.’ Soms weet ik niet waarom ik haar help zich te kneden in de mal van ons land.