Mijn broer zei dat de landbouw een heel stuk CO2-uitstoot van andere industrieën kon compenseren. Hij doelde niet op de veeteelt – daar kwam lachgas vrij en als het om opwarming gaat heeft één gram lachgas hetzelfde effect als 300 gram CO2 – maar op zijn eigen professie, de akkerbouw. Om te groeien halen gewassen koolstof uit de lucht en zetten die om in zuurstof. Als de boeren na de oogst hun land dan niet openscheuren of omploegen waarbij de CO2 weer vrijkomt, maar hun land inzaaien met groenbemester werd er nog eens flink wat CO2 uit de lucht in de grond gestopt. ‘Dus een flinke CO2-belasting invoeren,’ zei ik. Mijn broer knikte. Met een serieuze prijs kon er gehandeld worden tussen de vervuilers en de opruimers. We zaten in een spiksplinternieuwe kamer van het Erasmus. Af en toe haalden we koffie of thee of warme chocomelk. Voor je plezier ben je hier niet, maar van het nieuwe ziekenhuis, de inrichting, de kleuren en vooral van zo’n eigen kamer werd ik heel blij. Mijn schoonzus zat met een wit verbandje rechts op haar voorhoofd rechtop in bed en keek afwisselend naar ons gesprek en de tv. Een argeloze bezoeker zou niet raden dat haar hoofd anderhalve week geleden met de doffe klap van een bigbag aarde op beton plassen bloed op de keukenvloer had veroorzaakt en rode spetters op muur en stoelen. ‘Net als in een film,’ zei mijn broer. ‘CSI?’ vroeg ik. ‘Zoiets.’ Op de telefoon van mijn nichtje had ik een foto gezien: de handen van mijn broer om het bloedrode hoofd van zijn vrouw, wachtend op de ambulance. Ook aan de binnenkant van het hoofd was er iedere dag herstel, kwamen dingen terug, kwam mijn schoonzus zoals ik haar kende stukje bij beetje terug. Het was wonderlijk wat iedere nieuwe dag bracht en toch ook alweer zo gewoon dat we dus best even over CO2 konden kletsen.