Moeder

De moeder van een dierbare vriend was plotseling gestorven. Ik nam de trein, las het laatste katern van de krant, stapte over, reisde nog een paar minuten en stapte toen uit. Ik was hier vaker geweest, op dit station, de rails en de perrons waren zoals in mijn herinnering. Daaromheen was een enorm ruimteschip neergedaald, zandkleurig met hier en daar een bouwhek. Ik kon niet meer het perron aflopen en dan zo de drukke provinciale weg inslaan met die eeuwig brandende overweglampen en rinkelende bellen. Die weg was onder het spoor weggewerkt in een diepe kuil. Aan de noordkant lag een nieuw busstation te blaken onder de loodgrijze hemel. Ik beklom een noodtrap en stak via een houten noodbrug het spoor over richting het busstation. De wind likte gretig aan het hout en wurmde zich hier en daar door de spleten. Ergens in die zanderige ruimteschotel waren ze een station aan het bouwen, misschien wel in diezelfde kuil als waarin de weg was weggewerkt, ik hoopte dat ze goed hadden nagedacht over de afwatering. Op het busstation bekeek ik het elektronische bord, mijn bus kwam over vier minuten op perron F. Ik hoefde maar drie haltes. Net voor mijn uitstaphalte herkende ik de kerk waar ik lang geleden was geweest voor het huwelijk van de vriend. Toen zal ik zijn moeder gezien hebben. Ik stapte uit de bus, zwaaide naar de chauffeur – does lief – en keek rond. Vlakbij was een zijstraat met een bibliotheek in een oud postkantoor. Ik liep naar binnen, bekeek de plank met reisboeken en liep toen naar het toilet. Daarna liep ik richting de kerk. Er waren al heel veel mensen. Achter het smalle front openbaarde zich dankzij de dubbele zijbeuken een verrassend grote kerk. In mijn herinnering was ik tijdens het huwelijk in een bank geschoven, rechtsvoor naast het altaar. Nu stonden er houten stoelen overigens zonder knielmogelijkheid, dat deden ze hier kennelijk niet. De stoelen zaten trouwens verschrikkelijk. Via een lang in memoriam van de vriend en zijn zussen leerde ik de moeder beter kennen, en ook de vriend. Als hij vroeger voor zijn verjaardag de hele klas wilde uitnodigen en een zandbak midden in de kamer, dan kwamen al die kinderen en de zandbak er. Zo’n moeder was het, alles kon, alles mocht. Tot ze van een trap viel, toen de kinderen nog kind waren. Toen was de moeder aan een lange zoektocht in zichzelf begonnen die bijna veertig jaar duurde. De moeder was in een ziekenhuis overleden, de zussen van de vriend hadden als leeuwen gevochten om hun moeder uit het mortuarium te houden. In plaats daarvan hadden ze haar zelf meegenomen naar haar laatste woonplaats, een verstilde plek aan het water. Daar hadden ze haar op bed gelegd, na drie dagen bestelde de jongste zus een kist. De kist met daarin hun moeder tilden ze in een open boot en daarmee waren ze gaan varen. De zon had haar gezicht beschenen. Na twee uur liepen we naar de begraafplaats. Het was nu echt bitter koud, de wind spaarde niemand. Ik keek hoe de kinderen hun moeder op touwen in het graf lieten zakken. Ik voelde mijn knieën klappertanden.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.