Programmamaker Sinan Chan gaat op zoek naar de klasgenoten van de zestienjarige Elias. Gisteren was het eerste verslag daarvan op tv. Elias woont nu twee jaar in Nederland en vertrok zeven jaar geleden uit Aleppo, Syrië. Eerst naar Libanon, maar hij en zijn zussen konden daar niet naar school, hun vader besloot daarom naar Turkije te gaan, vandaar met een bootje naar Griekenland en daarna een tocht te voet, per auto, per bus om uiteindelijk in Nederland terecht te komen. Anderhalf jaar later wordt het gezin herenigd. Terwijl hun vader weg is, werken Elias en zijn oudere zus tien, twaalf uur per dag, Elias is dan elf, twaalf, dertien. Elias heeft nog een klassenfoto, gemaakt net voor de bommen vielen, hij is dan negen. Er blijkt een klasgenootje van toen in Nederland te wonen, Vina. Vina woont al vijf jaar in Nederland. Zowel Elias als Vina zeggen: we hadden een goed leven, een mooi leven, we waren niet rijk, niet arm, we waren gewoon, de school was leuk. Vina zat op basketbal, ze kletste met haar vriendinnen over naar welke middelbare school ze straks zouden gaan. Een jeugd zoals in Nederland. En dan vallen er vlak bij de school bommen en is dat leven in één keer over. Ik wist wel wat oorlog was, zegt Vina, maar ik wist niet echt hoe het voelde. Elias zegt: het was heel erg, ik heb alles gezien, maar geen bloed. Sinan vraagt zowel Elias als Vina wat ze meenamen toen ze uit Aleppo weggingen. Elias zegt dat hij alles wilde meenemen en dat zijn moeder toen zei dat dat niet kon, dat hij alleen kleine dingetjes kon meenemen, dat ze weer terug zouden komen. Vina nam kleren mee en een paar sjaals van haar oma, ze dacht, dat is iets persoonlijks. Ze had ook heel veel foto’s, maar ze dacht er toen niet aan die mee te nemen. Nu heeft ze ze niet. Elias wil niet meer terug naar Syrië, hij wil niet nog een keer alles verliezen. Vina zit inmiddels in 4vwo, ze zegt: ik weet nu, ik moet alles onthouden, ik moet altijd bereid zijn om afscheid te nemen van mensen.