Marktmeester

Toen ik in die kantoortoren zat met de deskundigen bleek het allemaal minder eenvoudig dan ik dacht. Ik wilde gewoon wat cijfers: hoe groot is de beroepsbevolking, hoeveel mensen hebben in een jaar op een of andere manier te maken met (dreigende) werkloosheid of denken na over ander werk? Hoeveel werkgevers zitten met moeilijk vervulbare vacatures? Mijn idee was dat dat flink wat mensen waren, misschien wel miljoenen, en dat het dus best raar is dat er niet her en der in het land openbare werkwinkels zijn waar mensen naar binnen kunnen lopen voor informatie en advies, bemiddeling en scholing. Ik weet ook wel dat de meeste mensen hun weg weten te vinden, maar niet iedereen zit even dicht bij het vuur en bovendien schept aanbod vraag, dus zo’n openbare werkwinkel (namens de overheid en werkgevers en vakbonden, opleidingsinstituten en uitzendbureaus en wie maar kan bijdragen aan een soepel lopende arbeidsmarkt) zou mensen op een idee kunnen brengen om eens iets verder na te kijken dan het volgende beoordelingsgesprek of om na een periode van niet-betaald werk een betaalde baan te overwegen, dat daar wel degelijk kansen voor zijn. ‘De meeste mensen komen pas in actie als de ontslagbrief op de deurmat ligt of de bedrijfssluiting een voldongen feit,’ zei een van de deskundigen die onderzoek op dat terrein aanhaalde. Er waren grove cijfers van het CBS: er zijn dertien miljoen mensen tussen de 15 en 75 jaar. Volgens bepaalde definities is dat de potentiële beroepsbevolking. Van die dertien miljoen behoorden er eind 2018 9,2 miljoen tot de echte beroepsbevolking: zij werken of zijn (deels) werkloos volgens officiële maatstaven. De werkenden zijn ongeveer gelijk verdeeld over deeltijd (4,3 miljoen) en voltijd (4,5 miljoen). Van de deeltijders willen en kunnen er honderdduizenden meer werken. Dan waren er nog mensen die zowel telden als ‘werkend’ als ‘werkloos’, omdat ze naar een situatie waren gegaan met minder uren en/of minder loon. Van de 3,8 miljoen zogenaamde ‘niet-beroepsbevolking’ was een deel volledig gepensioneerd, een deel zat nog gewoon op school, Frank Kalshoven had van deze groep de schatting gemaakt dat zo’n 1,1 miljoen zou kunnen of willen werken, nu of op termijn én als werkgevers rekening wilden houden met butsen en kwetsuren in lijf of psyche. Dan was er nog onderzoek van TNO waaruit bleek dat bijna de helft van de werkenden het afgelopen jaar had nagedacht over ander werk, dat twintig procent naar eigen zeggen risico liep op baanverlies en ongeveer een even grote groep zich zorgen maakte om baanbehoud. Uit weer een ander onderzoek bleek dat 46 procent van de vacatures volgens werkgevers moeilijk vervulbaar is en dat een kwart van de werkgevers in de private sector zelfs productiebelemmeringen ervaart vanwege een tekort aan arbeidskrachten. De cijfers die ik vroeg, kreeg ik niet, maar dat de arbeidsmarkt niet echt lekker werkte, dat was me wel duidelijk. ‘Er was vanochtend een journalist bij de presentatie van ons jaarverslag,’ zei een van de deskundigen in de kantoortoren, ‘een journalist die dus meer dan een gemiddelde Nederlander geïnformeerd is over de arbeidsmarkt, die eerlijk toegaf geen idee te hebben van zijn eigen mogelijkheden of alternatieven of waar zijn zoektocht te beginnen als zijn werkgever hem nu aan de kant zou zetten.’ Ooit interviewde ik een marktmeester in een Brabantse gemeente. Ik wist helemaal niet dat iedere dorps- en stadsmarkt zo iemand heeft om de diversiteit en de plekken van de kramen te reguleren en bewaken. ‘Een markt werkt niet vanzelf,’ zei die marktmeester. Wie was eigenlijk de marktmeester van de arbeidsmarkt?

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.