‘Prednison,’ stelde de arts mijn broer en zijn vrouw voor. Mijn schoonzus had als bijwerking van de chemopillen ernstige jeuk. ‘Kijk, zo’n ziekenhuis is net als Van Iperen,’ zei mijn broer. ‘Als je tegen zo’n vertegenwoordiger zegt dat je last hebt van een beestje of een onkruid in je suikerbieten of in je graan, dan hebben zo ook altijd wel een middeltje. En vervolgens nog een ander middeltje tegen de bijwerkingen.’ Mijn broer had vriendelijk bedankt voor het paardenmiddel en zijn boerenslimheid erop los gelaten en smeerde zijn vrouw nu ’s ochtends in met babyolie en mentholpoeder. Het nam niet alle jeuk weg, maar toch zeker 95 procent. Dan was er nog de pijn aan de heup. Of zijn vrouw al pijnstillers had geprobeerd. ‘Nou,’ zei mijn broer tegen de arts, ‘is het niet verstandiger om eerst eens uit te zoeken waar de pijn vandaan komt. Natuurlijk kunnen we de pijn gaan onderdrukken en kan ze daardoor wellicht makkelijker lopen, maar misschien maken we de oorzaak dan erger.’ De arts vond het een plausibele redenering en binnen een half uur kon er een foto gemaakt worden.