Vogelexcursie

Drie jonge ransuilen in een nest. De gids, die ons in twee kleine groepjes langs de geheime plek leidde, zei dat het er twee waren, ik tuurde door mijn verrekijker en fluisterde: het zijn er drie. Aan de andere kant van het klompenpad zat een sperwer op haar nest. Het was mijn allereerste vogelexcursie. Ik was er vroeg voor opgestaan en had zes kilometer gefietst over stille straten en paden, ik dacht: ik kan niet met de auto naar de vogels. De ervaren vogelaars, die trouwens allemaal met de auto waren gekomen, keken met hun oren: we waren nog op het eerste pad of ze riepen al: winterkoninkje, merel, tjiftjaf, fazant. Niet alleen hoorden we de koekoek maar we zagen we hem ook. Afhangende vleugels, zowel als ie zat als wanneer ie vloog, daar kon ik de koekoek voortaan aan herkennen. Ik leerde het geluid van de karekiet, ik zag een zwartkopje en een fitis, we hoorden een blauwborst, maar zagen hem niet, dat gold ook voor de cetti’s zanger en de grasmus. Bij het golfterrein zat een scholekster op een geknotte wilg, de rode snavel trots en puntig. In het water veel meerkoeten op hun nest met kleintjes van pas geboren tot al een week of wat oud, en krakeenden: bijna even talrijk als de wilde eenden. Ik zag heel veel staartmeesjes, ik spotte de roodborst, we zagen een handvol biddende torenvalken die af en toe door kauwen werden weggejaagd, heel hoog in de lucht gierzwaluwen en ook een vlucht aalscholvers. In de weilanden zagen we geen weidevogels.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.